Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 39]
| |
De Heeren van Amstel verzoenen zig met Graave Floris. 1285.De Maagen der gevangen' Heeren van Amstel arbeidden, midlerwyl, sterk, om hen, met Graave Floris en den Bisschop, te verzoenen. De Graaf liet zig bezwaarlyk beweegen. Hy eischte zo veel, dat de onderhandeling verscheiden' jaaren sleepende gehouden werdt. De Broeders, in hunne langduurige gevangenisGa naar voetnoot(6) verdriet krygende, beslooten, eindelyk, alles toe te geeven, en maakten, den zevenentwintigsten van Wynmaand des jaars 1285, hunnen zoen, op de volgende Voorwaarden: ‘Gysbrecht van Amstel stondt zyn Regt op Nardingerland, Muiden en Muiderpoort, Vindelmerebroek, en het Bosch, daar de Reigers in broeden, af aan Graave Floris, die alles van het Stigt ter leen zou houden, gelyk Gysbrecht voorheen gedaan hadt. Hier tegen zou de Graaf twee duizend ponden vallen laaten van de vier duizend, die hy, voor de Heerlykheid van Amstel, hadt opgeschooten. De andere twee duizend pond beloofde Gysbrecht den Graave, by een byzonder HandschriftGa naar voetnoot(a), in den Winter des volgenden jaars 1286, te zullen voldoen. Gysbrecht beloofde, geene Vestingen te zullen maaken, tusschen de Stad Utrecht en het Graafschap van Holland, noch ergens anders, buiten 's Graaven bewilliging. Ook zouden hy en | |
[pagina 40]
| |
zyne Broeders, Arnoud en Willem, zig nimmer, tegen den Graave of tegen den Bisschop, in eenigen kryg laaten inwikkelen; maar daarentegen de verzoening bezorgen met de maagen der gesneuvelden in 't gevegt by Loenen, alles onder verbeurte van al hun goed, ten behoeve des Graaven. De Broeders zouden Brieven tragten te verwerven van de Graaven van Gelder en van Kleeve, van den Hertoge van Brabant, en van den Bisschop van Utrecht, in welken deeze Heeren zig verbinden zouden, den Huize van Amstel nimmer tegen de Hollandsche Graaven te zullen bystaan. De verdere goederen der Heeren van Amstel werden hun wel wederom gegeven; doch zy moestenze voortaan van Holland ter Leen houden. De Gift van Amstelredamme, aan Jan Persyn, te vooren gedaan, werdt, door de Heeren van Amstel, bevestigd. Drie Ridders en negen Knaapen uit Holland, en zeven Ridders en vier Knaapen uit het Stigt verbonden zig, als Borgen, voor de Heeren van Amstel, onder verbeurte hunner goederen: doch bedongen, dat, zo de Graaf overleedt, zyn onmondige Zoon of deszelven Voogden geene verandering in dit Verdrag zouden mogen maaken, voor dat dezelve twintig jaaren bereikt zou hebben. Of liet hy eene Dogter na, die zig in de Egt begaf, dan zou zulks ook niet, dan zes jaaren na haar Huwelyk, mogen geschieden.’ Doch alzo deeze Borgtogt den Graave nog niet voldeedt, verbonden zig eenige andere Heeren ‘om den Graave tegen die van Amstel, | |
[pagina 41]
| |
zo deezen den zoen schonden, op eigen' kosten, te schepe of te paarde, te dienen, te weeten, Henrik van de Lek, met vyfentwintig mannen, Willem van Stryen, Herbaren van der Leede en Gerard van Velzen, ieder met twintig, Jan van der Leede met vyftien, Dirk van Wassenaar en Henrik, Burggraaf van Leiden, ieder met tien: en dus allen met malkanderen met honderd en twintig mannenGa naar voetnoot(b)’. |
|