Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXI. Twist tusschen Utrecht en de Heeren van Amstel en Woerden.Terwyl men nog over het Huwelyk van Jonkheer Jan in onderhandeling was, werdt Graaf Floris betrokken in den twist, die, tusschen het Stigt van Utrecht en de Heeren van Amstel en Woerden, ontstaan was. De Graaf was, al in 't jaar 1274, in een byzonder Verdrag getreden met eenige voornaame Stigtsche Edelen en met de Wethouderschap der Stad Utrecht, die, t'onvrede over Bisschop Jan, hun heul aan hem gezogt hadden. Vier | |
[pagina 36]
| |
jaaren laater, was dit Verdrag nader bevestigd. De Wethouderschap van Utrecht hadt toen, ten overstaan der Heeren Steven en Zweder van Zuilen, Zweder van Bozinchem en Willem van Ryswyk, aan Graave Floris beloofd ‘dat zy de Stad, altoos, voor hem en zyne Nakomelingen open houden, en wanneer 'er, t'eenigen tyde, een Bisschop moest verkooren worden, altoos eene lyn met hem trekken zouden; mids dat hy de bescherming der Stad en der Wethouderschap op zig nam’Ga naar voetnoot(r), gelyk hy gedaan hadt. Sedert was 'er eenige tyd verloopen, eer de Stigtschen den Graave, tot naarkoming van 't gene hy beloofd hadt, behoefden te dringen. Doch Gysbrecht van Amstel, die Vreêland in pandschap hadt, kwelde de Inwooners van Utrecht, door het leggen van eenen nieuwen Tol op den Vegtstroom, dermaate, dat zy zig gedrongen zagen, hunne toevlugt tot Graave Floris te neemen. Vooraf egter, zogt men Gysbrecht het Slot, door het opschieten der Pandpenningen, wederom afhandig te maaken, en toen dit niet gelukken wilde, besloot men eenen inval in Amstelland te doen. Doch Gysbrecht, geholpen van Herman van Woerden, verdreef de Stigtsche benden, by welke gelegenheid, twee Heeren vanGa naar margenoot+ Zuilen omkwamen. Graaf Floris dan, kennis van den nood der Stigtschen gekreegen hebbende, bragt eenige Hollandsche benden op de been, en sloeg terstond het beleg voor Vreê- | |
[pagina 37]
| |
land. Sommigen willen, dat dit eerst ten tyde van Bisschop Jan van Zirik, die Jan van Nassau, in den jaare 1288, opvolgde, gebeurd isGa naar voetnoot(s). Doch alzo Graaf Floris, in de jaaren 1285 en 1287, reeds wederom met de Heeren van Amstel en Woerden verzoend was, agten wy, met andere oude SchryversGa naar voetnoot(t), dat het Beleg van Vreêland, nog ten tyde van Bisschop Jan van Nassau, ondernomen is. 't Slot werdt verdedigd, door Arnoud van Amstel, Broeder van Heere Gysbrecht: en 't Beleg werdt, ter oorzaake van 's Graaven afzyn, traaglyk voortgezet. Ook wagtten de Belegeraars op onderstand, uit Zeeland, van waar Kostyn van Renesse, met een Leger Zeeuwen, door den Graave, herwaards ontbooden was. Gysbrecht van Amstel hadt, midlerwyl, heimelyk eenig Volk op de been gebragt, met welk hy naar de Vegt trok, om Vreêland te ontzetten. By Loenen, ontmoetten hem deGa naar margenoot+ Zeeuwen, die zo fel op hem aanvielen, dat zyn Leger geslaagen, en hy gevangen genomen werdt. Vreêland moest zig, kort hier na, op genade en ongenade, overgeeven. De Broeders van Amstel werden gevangen naar Zeeland gevoerd. Herman van Woerden, die den Heere van Amstel bygestaan, en verscheiden' vyandlykheden tegen de Stigtschen gepleegd hadt, deelde ook in zyn ongeluk. Zyne Landen van Woerden werden, door 's Graaven benden, afgeloopen en plat gebrand. Daar na sloeg Floris 't beleg voor Hermans Slot | |
[pagina 38]
| |
te Montfoort, dat, schoon klein en niet sterk van gelegenheid, hem egter een jaar ophieldt.Ga naar margenoot+ Hy bemagtigde het eindelyk; doch was zo verbitterd op de Burgtzaaten, dat hy hun, op twee na, 't hoofd voor de voeten deedt leggenGa naar voetnoot(u). Herman, geenen kans ziende, om zyne vervallen' zaaken te redden, was reeds, voor eenigen tyd, ten lande uit geweekenGa naar voetnoot(v). Hy werdt, sedert, by een Bisschoplyk Vonnis gebannen; en zyne goederen, zo wel als die der Heeren van AmstelGa naar voetnoot(w), werden verbeurd verklaardGa naar voetnoot(x). Amstelland kwam toen aan den Graave van Holland, die egter der Utrechtsche Kerke daartegen vierduizendGa naar margenoot+ ponden betaalen moest. Sedert schonk hy de Heerlykheid van Amstelredamme, aan Heere Jan PersynGa naar voetnoot(y), waarschynlyk, ter belooninge van den dienst, door hem, in den Opstand der Kennemeren, gedaan. De Plaats was, niet lang te vooren, door Graave Floris, tolvry verklaard. De Gunstbrief, hier van verleend, zynde de oudste, dien de Amsterdammers hebben, is te Leiden, des Zondags, den zevenentwintigsten van Wynmaand, in 't jaar 1275, getekend. De Graaf erkent 'er in, dat hy den Amsterdammeren deeze gunst bewyst ‘in vergoeding der schade, hun, door 's Graaven Volk, waarschynlyk ter gelegenheid van den inval der Kennemeren, toegebragtGa naar voetnoot(z).’ |
|