Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVII. Onderhandeling over een Huwelyk van Margareet van Holland met Alfonsus van Engeland.Doch de vriendschap tusschen den Koning en den Graave, was zo volkomen hersteld, dat 'er, omtrent deezen tyd, eene onderhandeling over een Huwelyk, tusschen hunne wederzydsche Kinderen, werdt aangevangen. Eduard de I. hadt eenen Zoon, Alfonsus genaamd, aan wien Margareet, Dogter van Graave Floris, die nog zeer jong was, ten Huwelyk beloofd werdt. In Hooimaand des jaars 1281, deedt de Graaf de Voorwaarden, door hem ontworpen, den Koning, te Westmunster, voorstellen. Zy kwamen hier op uit: ‘Aan Margareet zou de helft der Landen van Graave Floris, ter keure des Konings, ten Huwelyk gegeven worden, en zo de Graaf zonder Zoonen overleedt, zou zy alles erven. Zo hy Dogters naliet, zou deezen, | |
[pagina 24]
| |
uit 's Vaders nalatenschap, door den Koning, eene behoorlyke Bruidschat moeten worden toegelegd. Ook zou de Graavin Beatrix, na 's Graaven dood, door den Koning, van genoegzaame Inkomsten moeten voorzien worden. Na 't voltrekken van 't Huwelyk, zou het Paar terstond in 't bezit worden gesteld van zulk een gedeelte Lands, als de Koning zou goedvinden, waar onder ook sterke Steden, Sloten en andere Vastigheden zouden begreepen zyn. Doch de Graaf zou 'er de inkomsten van blyven trekken, tot zynen dood toe. Stierf de Graaf, terwyl zyne Kinderen nog te jong waren tot eenige Regeering, dan zou de Koning, midlerwyl, 't Landsbestier doen waarneemen. Het Huwelyk voltrokken, en de keure van de helft des Lands geschied zynde, zou het den Koning vrystaan, zynen Zoon, niet alleen in deeze, maar ook in de andere helft des Lands, doorGa naar margenoot* de Edelen en de Gemeenten der goede Steden, te doen inhuldigen, en dit Verdrag, door hen te doen bevestigen. De Graaf zou zyn vermogen aanwenden, om het, ook door den Koning van Duitschland, of ten minsten door de Ryks-Keurvorsten, te doen bekragtigen: en beloofde voorts alle andere vereischte zekerheid te zullen geeven, om den Koning volkomen gerust te stellen. Doch indien de Wetten en Gewoonten deezer Landen niet gedoogder, dat deeze Overeenkomst voor altoos stand greep, zou alles wat 'er beloofd was voor ongedaan gebouden worden’Ga naar voetnoot(n). | |
[pagina 25]
| |
Dit laatste byvoegsel verdient bovenal onze opmerking, alzo 'er het gantsche Verding door op schroeven gesteld wordt. Ook ziet men 'er uit, dat Graaf Floris ten minsten schynen wilde, agting te hebben voor de Wetten en Gewoonten deezer Landen. Voorts ontmoet ons, in dit Verdrag, het oudste blyk, my bekend, dat, hier te Lande, de Gemeenten der goede Steden, zo wel als de Edelen, in zaaken van Regeeringe, gelyk was het bevestigen van Verdragen, begonden gekend te worden. Wy hebben 'er, weinige jaaren geleedenGa naar voetnoot(o), ook een voorbeeld van gezien in Vlaanderen. Doch 't gene Graaf Floris, met opzigt op den Keizer, of Koning van Duitschland en de Ryks-Vorsten belooft, verdient eene korte uitweiding, die ons gelegenheid zal geeven, om een gedeelte der Geschiedenisse onzes Lands beknoptelyk op te helderen. |
|