Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijIV. Togt tegen de Westfriezen. 1272.De Kennemers waren nu wel aan 't bedaaren gebragt; doch de Westfriezen, die deel aan den opstand gehad hadden, moesten nog bedwongen worden. De jonge Graaf of zyne RaadenGa naar voetnoot(i) hadden, zo 't schynt, niet noodig geoordeeld, eene Heirvaart tegen de Kennemers te beschryven, om dat hunne vyandlykheden, meest en langst, buiten Holland gepleegd waren. Doch in den jaare 1272, werdt 'er een Krygstogt tegen de Westfriezen bestemd, die, door Graave Floris, heet om wraak van zyns Vaders dood te neemen, in persoon werdt bygewoond, schoon hy, ten deeze tyde, naauwlyks agttien jaaren bereikt kon hebben. Voor deezen, hadt men de Friezen meermaalen te water, of in den winter over 't Ys aangevallen; doch nu werdt de togt te lande in Oogstmaand ondernomen. 's Graaven leger, uit een aanzienlyk getal van Paarden-Volk en Knegten bestaande, verzamelde zig te Alkmaar, van waar men voorhadt, langs Ouddorp, een weinig Oostwaards van Alkmaar gelegen, over het gebroken land, welk, ten dien tyde, de Schermer-meer scheidde van de Heer Huigenwaard, tot in 't hert van Westfriesland, te dringen. Om de ondiepe killen te dempen, en zig dus eenen weg over 't gebro- | |
[pagina 16]
| |
ken land te baanen, werden Dykers bestemd, die, terwyl zy hun werk deeden, door eene bende Speeren en Boogschutters, gedekt werden. De Westfriezen, om den Kryg, zo lang mooglyk, uit het hert van hun Land te houden, hadden zig gelegerd, niet verre van Vroone, en zagen, van daar, de dammen, tusschen 't gebroken land, vast groeyen, wanneer zy, onverhoeds opstuivende, de Dykers overvielen, en verdreeven. 't Gros van 't Graaflyk Leger, dat nog te Alkmaar was, schoot schielyk de wapenen aan, en trok den Friezen tegen, die, een weinig te rug deinzende, niet verre van Vroone, stand hielden. Doch hier vielenze, met zo veel hevigheid, aan op de Hollanders, dat deezen te kort schooten, en wyken moesten. De Friezen vervolgden hen, door Alkmaar heenen, tot op de Geest van Heiligerloe of Heilo. De Hollanders, hier den harden zandgrond onder de voeten hebbende, greepen moed, en, onverhoeds wendende, vielen zy zo fel aan op den vyand, dat zy hem agthonderd man afsloegen, en het Slagveld behielden. Van de Hollanders waren, in 't geheel, vyfhonderd man gesneuveldGa naar voetnoot(k). Doch onder dezelven, bevonden zig veele voornaame Edelen, met naame Wouter de Fries, Baljuw van de Kuinder, of volgens anderenGa naar voetnoot(l), van Kennemerland, die den Graave deezen togt aangeraaden hadt, Werenbold uit de Haage, Ridder, en Albrecht, zyn Broeder, Wouter van Egmond, Ridder, en | |
[pagina 17]
| |
Willem, zyn Zoon, Dirk van Raaphorst, Ridder, en Gerard, zyn Broeder, Jakob van Wassenaar, Ridder, Bernard uit den Enge, Ridder, Gerard van Hermelen, Ridder, Gerard Ever en veele anderenGa naar voetnoot(m). Het sneuvelen van zo veele Edelen heeft sommigen doen oordeelen, dat de Friezen wel den grootsten hoop verlooren; doch dat de Hollanders de zwaarste schade geleeden haddenGa naar voetnoot(n). De Slag, van welken wy spreeken, viel voor op den twintigsten van Oogstmaand des gemelden jaars 1272. Sedert voerde Graaf Floris, van tyd tot tyd, kryg tegen de Westfriezen, nu met voordeel dan met schade: van al 't welke, onze Historieschryvers verzuimd hebben, de omstandigheden behoorlyk aan te tekenenGa naar voetnoot(o). Men weet, van elders, dat de Kennemers hem nu tegen de Westfriezen hielpen. In 't jaar 1277, scholdt hy die van Akersloot en Uitgeest, het Schot, welk zy jaarlyks gewoon waren te betaalen, voor den tyd van drie jaaren, kwyt, op dat zy zig, te williger en te dapperer, tegen de Friezen stellen zoudenGa naar voetnoot(p). En die van Wormer werden, omtrent vier jaaren laater, van alle Graaflyke Beden en Tollen vry verklaard, om dat zy, in zeker gevegt, eenige Friezen gevangen en den Graave overgeleverd haddenGa naar voetnoot(q). 't Schynt, dat zyne Moey, Vrouw Aleid, die van eenen zagten en goedertieren | |
[pagina 18]
| |
aart wasGa naar voetnoot(r), hem al dit oorloogen, waar toe hy door 's Lands Edelen aangezet werdt, ontraaden hadt, en dat hy hierom ongenoegenGa naar margenoot+ tegen haar hadt opgevat. Immers men vindt, dat Graaf Floris, die, na dat hy zig, in 't jaar 1277, te 's Hertogenbosch, in de tegenwoordigheid van Hertoge Jan van Brabant, Ridder hadt doen slaanGa naar voetnoot(s), alles naar zynen eigen zin bestierde, zeer op Vrouw Aleid gestoord zynde, haar en haare Kinderen, uit zyne Graafschappen, deedt vertrekkenGa naar voetnoot(t). De Edelen, die haar al voorheen ongaarne in 't bewind gezien hadden, schynen den Graave hier toe, onder de hand, te hebben opgestooktGa naar voetnoot(u). Zy heeft zig, sedert, in Henegouwen opgehouden, alwaar haar oudste Zoon, Jan van Avennes, als Graaf regeerde. |
|