Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijV. Scheepstogt tegen de Westfriezen. 1282.Graaf Floris ondernam, hier na, wederom eenen togt tegen de Westfriezen: en alzo hem de togt over Alkmaar kwalyk bekomen was, besloot hy nu eene Vloot toe te rusten, en met dezelve, de Zuiderzee langs stevenende, aan den Zuidkant van Dregterland, te landen. De Vloot werdt bemand met Zeeuwen, zo wel als met Hollanders, en, in den zomer des jaars 1282, te water gebragt. De landing geschiedde te Wydenes, alwaar men voorhadt, een Slot op te werpen, ten deele, zo 't schynt, om den hertogt te begunstigen, ten deele ookGa naar margenoot+ om de Friezen in toom te houden. Deezen stonden, in slagorde, by Schellinkhout, niet | |
[pagina 19]
| |
re van Wydenes, alwaar een hevig gevegt voorvielGa naar voetnoot(v). De Friezen werden hier op de vlugt gejaagd, en, twee mylen verre, door het Graaflyk Leger, vervolgd: welk daarna aftrok. Men schreef deezen hertogt toe aan de bestiering van Heere Nikolaas van Kats, die 't Leger geboodt, en zig, hier door, by de andere Edelen, in 't vermoeden bragt, dat hy den Graave verraaden wilde. Graaf Floris, dien deeze aftogt, insgelyks, mishaagde, stelde zig aan 't hoofd eener talryke bende van Edelen, en rende van Dorp tot Dorp, alomme de verbaasde Friezen slaande of verdryvendeGa naar voetnoot(w). Te Hoogtwoude gekomen,Ga naar margenoot+ omtrent welke plaats, Koning Willem gesneuveld was, werdt de Graaf en zyn Volk, door 't herdenken deezes ramps, dermaate ontsteken, dat zy hier eene ongemeene slagting deeden onder de Friezen, die by menigten gedood, of gevangen genomen werdenGa naar voetnoot(x). Onder de gevangen' Friezen, bevondt zig een oud man, die beloofde aanwyzing van 't Lyk van Koning Willem te zullen doen, indien men hem het leeven schonk. Dit werdt hem toegezeid: waar na hy, op zekere plaats, deedt graaven, in welke het Lyk, op eene tamelyke diepte, gevonden werdt. Men wil, dat de Friezen, die aan 's Konings dood schuldig waren, elkanderen, by eede, verbonden hadden, zyn Graf nimmer te zullen ontdekken: welken eed deeze oude, uit vreeze voor de | |
[pagina 20]
| |
dood, gebroken hadtGa naar voetnoot(y). De Graaf deedt het Vaderlyk gebeente terstond reinigen: en was 'er zo verheugd mede, dat hy van 't plonderen der Friezen afzag, en 't Lyk, ter eerster gelegenheid, naar Middelburg deedt voeren, daar het destig ter aarde gebragt werdtGa naar voetnoot(z).Ga naar margenoot+ Men heeft nog eenen Brief, door Graave Floris, by deeze gelegenheid, in de Fransche taale, geschreeven, aan Eduard den I, Koning van Engeland, dien hy zynen Heer noemt. Hy verhaalt 'er in, dat hy ‘zyne doodvyanden, de Friezen, viermaal agter een, geslaagen, en t'eenemaal overwonnen hadt. Ook vergeet hy niet te melden, dat hy 't Lyk zyns Vaders wederom magtig geworden was, 't welk hy, boven alle goederen der weereld, waardeerde’Ga naar voetnoot(a). De Brief wordt in den Tour te Londen bewaard, onder de stukken, behoorende tot het tiende jaar der Regeeringe van Koning Eduard, welk met het jaar 1282 overeenkomt. |
|