Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 400]
| |
XXXIII. Opstand der Westfriezen.Ook riepen hem zyne zaaken elders. De Westfriezen, die, gelyk van ouds, het juk der Graaflyke Regeeringe ongaarne droegen, en jookerig bleeven naar Vryheid, waren, geduurende het afzyn van Koning Willem, tegen hem opgestaan, en hadden, volgens hunne gewoonte, de Landen hunner nabuuren, door menigen inval, ontrust. Sommigen vermoeden, dat Koning Koenraad, Zoon van Keizer Fredrik den II, hen tegen Koning Willem hadt opgestooktGa naar voetnoot(p). Om hen te beteugelen, was het Slot te Heemskerk, in den jaare 1252, gestigt, en ter bewaaringe toevertrouwd aan Heere Gerrit van Heemskerk, die hen, op den elfden van Bloeimaand des 1254, in eenen Scheepsstryd overwonnen en omtrent vyfduizend man afgeslaagen hadtGa naar voetnoot(q). Een weinig laater, hadt de Koning, Oostwaards van Alkmaar, een ander Slot, Toorenburg genaamd, doen opwerpenGa naar voetnoot(r). Doch de Westfriezen, hier door meer getergd dan bedwongen, noodzaakten Koning Willem, op nieuws, Heirvaart tegen hen te beschryven. De Winter des jaars 1255 werdt tot den togt be- | |
[pagina 401]
| |
stemd. Omtrent Kersttyd, als men dagt, dat het Ys bekwaam begon te worden, om een LegerGa naar margenoot+te konnen houden, brak Koning Willem uit Holland op, trekkende, langs den zoom van Kennemerland, naar AlkmaarGa naar voetnoot(s), welke Stad hem gunstig was, en 's jaars te vooren, verscheiden' Voorregten van hem ontvangen hadt: onder anderen ‘eene tienjaarige Vryheid van alle lasten, behalven van den Krygstogt tegen de FriezenGa naar voetnoot(t).’ Van Alkmaar trok de Koning naar VrooneGa naar voetnoot(u), een voornaam Westfriesch Dorp, dat zig te vooren reeds aan hem onderworpen hadt, en, zo wel als het nabuurig Ouddorp, bestierd werdt, volgens Keuren, door Koning Willem zelven, verleendGa naar voetnoot(v). 't Heir, tot hier toe gekomen, hadt eene groote bevrooren' plas, waarschynlyk de Heer Huigenwaard, voor de borst. Over deeze naderde men den vyand, in twee hoopen; welker een, door Heere Willem van Brederode, tegen de DregterlandersGa naar voetnoot(w), de andere, door Koning Willem zelven, naar den kant van Hoogtwoude, aangevoerd werdt. De Friezen, gekleed in ligte Linnen rokken, stonden aan verscheiden' hoopen, op 't ys verspreid, en waren met Werpspietsen, Deensche bylen en halve pieken gewapend. De Hollanders daarentegen waren zwaar geharnast. De Koning zat, daarenboven, op een groot, moedig Paard, dat, zo wel als hy zelf, zwaar gewapend was. Het ys hadt nu meer dan een' | |
[pagina 402]
| |
halven voet dikteGa naar voetnoot(x); dus scheen de togt wel te waagen te zyn. Brederode ook, die op de Dregterlanders aantrok, behaalde de overwinningGa naar voetnoot(y). Doch de andere Friezen weeken naar den kant van 't ys, in de Rietbosschen, alwaar zy verscheiden' hinderlaagen gelegd hadden, en lokten Koning Willem, tot zyn ongeluk, derwaards. 't Ys was hier zwakst. De Koning, hierop geen agt geevende, rent den vyand agter na, zonder van de zynen, die 't gevaar veelligt merktenGa naar voetnoot(z), gevolgd te worden. Straks daarop scheurt het ys, daar 't Paard tot aan den buik toe inzakt. De Koning geeft het de spooren met zo veel felheid, dat het Dier, aan 't woeden slaande, terwyl het zig wil en niet kan redden, den Ryder van den rug werpt, en op 't lyf valt. Toen schieten eenige weinige Friezen toe, die, zig gelaatende den Koning niet te kennen, wreed genoeg waren, om hem, die erbarmelyk om Lyfsgenade smeekte, en een geweldig groot Losgeld aanboodt, met hunne Werpspietsen,Ga naar margenoot+van 't Leeven te beroovenGa naar voetnoot(a). Dit ongeluk gebeurde niet verre van Hoogtwoude, op den eenentwintigsten van Louwmaand des jaars 1256. De Friezen, 's Konings Lyk uit het ys gehaald hebbende, begroeven het heimelyk in zeker Huis te Hoogtwoude, alwaar het naderhand ontdekt werdt, door 's Konings Zoon, | |
[pagina 403]
| |
Graave Floris den V, die het te Middelburg ter aarde deedt brengen. Het Leger des Konings trok, na zynen ongelukkigen dood, in wanorde en met zwaar verlies naar Holland, te rug. Eenige Kronyken melden, dat van de Delstsche en Alkmaarsche Poorters, die deezen togt hadden bygewoond, maar vyf man wederom t'huis kwamen, die egter hunne Banieren behouden hadden. Doch van de Dordrechtschen zouden niet meer dan drie man te lyve gebleeven zynGa naar voetnoot(b). Sommigen, die, zo men wil, den Koning ligtelyk uit het ys hadden konnen verlossen, hebben zig, sedert, niet buiten vermoeden konnen houden, dat zy zig, tot het veroorzaaken van zynen dood, verraaderlyk, hadden laaten omkoopenGa naar voetnoot(c). |
|