Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXIV. Koning Willem verleent den Hollandschen Steden eenige Voorregten.Koning Willem is, zo ver my bekend is, de eerste onzer Graaven, van welken Handvesten en Keuren, aan Hollandsche Steden verleend, voorhanden zyn. De Hollandsche en Zeeuwsche Steden begonden nu allengskens magtiger te worden. Haare Poorters waren den Graaven van dienst in den Oorlog, zo wel buitens- als binnens Lands. En derzelver diensten werden, met het schenken van nieuwe Voorregten, vergolden. Van het Alkmaars Privilegie van den jaare 1254, hebben wy reeds gewag gemaakt. Haarlem was, eer Willem nog Koning werdt, te weeten in den jaare 1245, door hem reeds van de Graaflykheids Tollen vry verklaard, en van Stads Keuren voorzien: by welken, ook nog Geldboeten op ver- | |
[pagina 404]
| |
scheiden' misdaaden, en zelfs op den doodslag gesteld worden. ‘Doch iemant, met zeven getuigen, van Verkragting overtuigd, verbeurt, volgens deeze Keuren, zyn hoofd. Eene gehuwde Vrouw, zig met bakken, brouwen of garenhandel geneerende, mag niet meer dan een bacte broots, een brouwte biers en een stiene gaerns verliezen. De Poorters moeten den Graave met vier en zestig man dienen, en hem twintig pond, jaarlyks, opbrengen, en even zo veel als hy ten Keizerlyken Hove vaart, trouwt of Ridder wordt; doch vyftien als zyn Broeder Ridder wordt, of als zyn Broeder of Zuster trouwenGa naar voetnoot(d). Willem de II. hadt ook, in 't jaar 1246, de Stad Delft, met verscheiden' diergelyke Voorregten beschonkenGa naar voetnoot(e), onder voorwaarde, dat men hem vyftig ponden jaarlyks betaalen zou, en nog twintig, wanneer hy Ridder werdt, of zig in de Egt begaf; 't welk beide, sedert, gebeurde. In 't jaar 1253, hadt hy Dordrecht van diergelyke Voorregten en Keuren voorzien: volgens welken ‘een Doodslager het hoofd verbeurt’. En deeze is de eerste reize, dat ik, in onze oude Handvesten, halsstraf op Manslag gesteld vind. Doch op moord en doodslag met verboden geweer, staat reeds doodstraf, in de Haarlemsche Keuren van den jaare 1245. ‘De Poorters moesten den Graave jaarlyks zestig ponden opbrengen, en hem, wanneer hy in de Stad kwam, den noodigen leeftogt veertien dagen | |
[pagina 405]
| |
borgenGa naar voetnoot(f). In 't jaar 1250, hadt hy hun reeds Vryheid van eenige Tollen verleendGa naar voetnoot(g). Men schryft aan Koning Willem ook Keuren voor geheel Zeeland toe. Zeker is het, dat hy aan de Stad Zierikzee Keuren en Voorregten gegeven heeft, van welken nog oude Afschriften in wezen zynGa naar voetnoot(h). Zy komen gedeeltelyk met de oude Friesche Wetten, en met de vroeger Keuren van Middelburg, West-Kapelle en Domburg overeen. In dezelven, krygt de Baljuw, als Graaf, in des Konings plaatse, magt, om zaaken te beregten, die, door den Nederbaljuw, of Schout en Schepenen, niet konden beregt worden. Ga naar margenoot+ Willem de II. heeft zig ook, door het stigten van eenige gebouwen, vermaard gemaakt. Men schryft hem het opregten van een Huis te Alkmaar toe, ter plaatse, alwaar 'er sedert een gestigt werdt, welk nog 't jaartal 1252 in den voorgevel draagt. Ook zou hy, ten zelfden tyde, aldaar eenen weg gelegd hebben, die nog den Konings weg heetGa naar voetnoot(i). Sommigen willen, dat het Stadhuis te Haarlem, oudtyds, een Hof der Graaven, en byzonderlyk ook van Koning Willem geweest zy; waarvan eene straat, die ter zyde tegen het zelve aanloopt, nog den naam van Konings straat draagen zouGa naar voetnoot(k). Doch of hy dit gebouw gestigt hebbe, is onzeker. Zelfs blykt uit egte stukken, dat 'er, in 't jaar 1214, reeds een | |
[pagina 406]
| |
Hof te Haarlem geweest isGa naar voetnoot(l). Met meer grond, wordt hem het opregten van het Hofgebouw in den Haage toegeschreevenGa naar voetnoot(m); hoewel de tyd der Stigtinge onzeker is. Uit een' Schryver der veertiende eeuweGa naar voetnoot(n), is af te neemen, dat dit Hof, omtrent den jaare 1250 of 1252, is aangevangen. Koning Willem wordt ook voor den opsteller van een Gebedenboek gehouden, welk deezen Titel voerde: Guillelmi secundi, Hollandioe Comitis & Romanorum Regis, Agalma Religiosorum, sive Meditationes circa Mysteria Passionis Dominicoe, dat is ‘Vreugde der Geestelyken of Overdenkingen over de verborgenheden van het Lyden des Heeren, van Willem den tweeden, Graave van Holland en Roomsch KoningGa naar voetnoot(o).’ Doch veelligt is dit Boek alleenlyk, ten zynen dienste, door anderen, opgesteld, of mooglyk is hy 'er slegts bezitter van geweest. |
|