Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXV. Huwelyksverbindtenis tusschen Floris van Holland en Magteld van Brabant.Het Verdrag met Henrik, Hertog van Brabant, gemaakt, werdt, tegen 't einde des jaars 1214, gevolgd van een ander, tusschen hem en Graave Willem in 't byzonder. De Graaf hadt, by zyne Gemaalin, Aleid van Gelder, op den vierentwintigsten van Zomermaand des jaars 1210, eenen Zoon gewonnen, Floris genaamd. Tusschen dit Kind en Magteld, Dogter van Hertog Henrik, werdt een Huwelyk geslooten, van welk de voorwaarden begreepen zyn, in een Verbond van onderlinge bescherming tusschen den Hertog en den Graave, op den vyfden van Slagtmaand des jaars 1214, te Antwerpen getekend. Zy kwamen kortelyk hier op uit: ‘De Bruid zou Graave Willem in handen gesteld worden, en onder zyne bescherming blyven, tot dat Floris oud genoeg zou geworden zyn, om het Huwelyk te voltrekken. De Hertog zou zyne Dogter, in plaats van vaderlyk en moederlyk goed, twee duizend vyf honderd mark, Keulsche munt, ten Huwelyk geeven, die, by gedeelten, jaarlyks, | |
[pagina 338]
| |
betaald zouden worden, na dat Floris twaalf jaaren bereikt zou hebben. Graaf Willem zou, daarenboven, aan Magteld eene Bruidsgaave van vyfhonderd marken. Hollandsche munt, jaarlyks, schenken, te ontvangen uit de Graaflyke inkomsten in Brederweerde, in 't Hof van Haarlem en in Arledervenne; doch ook niet voor dat het Huwelyk voltrokken zou zyn. De Hollandsche en Zeeuwsche Leenmannen moesten, voor de onderhouding van dit deel des Verdrags, instaan, en plegtiglyk zweeren, dat zy de Landen van Graave Willem, voor Floris en Magteld en derzelver Erfgenaamen, houden zoudenGa naar voetnoot(u).’ Of de byzondere deelen deezes Verdrags allen naargekomen zyn, is my niet gebleeken. Doch het Huwelyk is, naderhand, voltrokken. |
|