Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijIV. Kryg tusschen de Graaven Willem en Lodewyk.Doch hem in dit bewind te bevestigen, hadt nog veel werks in. Tegen de Lente des volgenden jaars 1204, hadt Graaf Lodewyk een magtig Leger byeen gebragt. Hy hadt, door aanzienlyke geschenken en groote beloften, verscheiden' nabuurige HeerenGa naar margenoot+bewoogen, om hem Krygsvolk by te zetten: | |
[pagina 313]
| |
onder welken, Hugo en Dirk, Bisschoppen van Luik en Utrecht, Henrik, Hertog van Limburg, en Filips, Markgraaf van Namen, de voornaamsten waren. Aan Bisschop Dirk van Utrecht, werden twee duizend mark zilvers toegezeid, en hy hieldt Lodewyks Broeder te gyzel voor deeze somme, Sommigen voegen 'er by, dat de Graaf van Loon hem belooven moest, Holland, in 't gevolg, van 't Stigt ter Leen te willen houdenGa naar voetnoot(z). En daar is nog een gedeelte van een Verdrag, tusschen den Bisschop en Graave Lodewyk, voor handen, waar uit dit zou schynen bevestigd te wordenGa naar voetnoot(a). Doch een Schryver, die deezen tyd beleefd heeft, zegt ‘dat de voorzigtige Bisschop twee duizend mark zilvers van den Graave verkreeg, om dat hy hem zyne hulp tegen Graave Willem toezeide, en daarenboven beloofde, te zullen bezorgen, dat hem het Graafschap van Holland, dat, naar Keizerlyken Regte, opengevallen was, ter Leen, [door den Keizer, naamlyk,] werdt opgedraagenGa naar voetnoot(b)’: 't welk veel beter met het gevolg der Geschiedenisse overeenkomt. Graaf Otto van Gelder, die willems Schoonvader was, werdt bewoogen, om onzydig te zyn. Eenige Hollandsche Edelen, onder anderen, Ysbrand en Gerard van Haarlem, Arnold en Henrik van Ryswyk, en Jan Persyn, ziende Graave Lodewyk zo magtig, vielen hem openlyk toe. Graaf Willem kon ondertusschen weinig volks by een brengen. Hy | |
[pagina 314]
| |
besloot, derhalven, naar Zeeland te wyken, en de Regeering van Kennemerland Wouter van Egmond en Albert Banjaard; die van Rynland Willem van Teilingen en Filips van WassenaarGa naar margenoot+in handen te stellen. Ten Bussche, nu Boskoop, aan de Gouwe, en te Zwadenburg, nu Zwammerdam, aan den Ryn, werden twee Sterkten opgeworpen, en met breede Graften omringd, om Holland, tegen de invallen der Stigtschen, te beveiligen. De eerste werdt den Domproost, Floris, Broeder van Graave Willem, de andere Graave Otto van Benthem in handen gesteldGa naar voetnoot(c): waar uit volgt, dat deeze laatste, die te vooren Lodewyks zyde gehouden hadt, tot de zyde van Graave Willem moet overgegaan zyn. 't Scheen, uit deeze toebereidsels, dat men, van Willems zyde, verweerender wyze wilde oorloogen; doch 't bleek haast anders. |
|