Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIX. Onlusten in Drente.Omtrent den jaare 1195, en dus nog by 't leeven van Bisschop Boudewyn, hadt Floris van VorenborchGa naar voetnoot(p), die, van zynen 't wege, 't Slot te Koeverden bewaarde, zig den haat des Bisschops op den hals gehaald, door het verzwaaren der. Tollen, waar over Otto, Graaf van Benthem, Boudewyns Broeder, dikwils geklaagd hadt. De Bisschop deedt Floris wel in den ban; doch deeze stoorde zig hier zo weinig aan, dat | |
[pagina 285]
| |
Boudewyn genoodzaakt was, een Leger by een te brengen, met welk hy 't beleg sloeg voor 't Slot te Koeverden, dat zig eerlang over gaf, en, nevens de Landvoogdy van Drente, eerst aan Gizelbert Postekyn, een' Hollandsch' Edelman; doch na verloop van eenige jaarenGa naar voetnoot(q), aan Graave Otto van Benthem, ter bewaaringe, opgedraagen werdt. Volkert, Stiefzoon van den geweezen Slotvoogd, geduurende 't beleg, gevangen, of als Gyzelaar mede genomen, en sedert geslaakt zynde, wist, eerlang, een' grooten aanhang in Drente te maaken, die zig, heimelyk, tegen den Graave van Benthem, verbondt. Men geloofde in 't gemeen, dat Volkert onder de hand gestyft werdt, door Otto, Graave van GelderGa naar voetnoot(r), die toen den Huize van Holland zeer vyandig was. Ook is 't niet vreemd, dat hy zig met Drentsche zaaken moeide, alzo de Steêvoogdy van Groningen, reeds voor meer dan dertig jaaren, van de Geldersche Graaven ter Leen gehouden wasGa naar voetnoot(s). De Groningers waren ook de eersten, die tegen den Graave van Benthem opstonden. Zy bragten, in eenen oploop, hunnen Steêvoogd om 't leeven, en bemuurden hunne Stad tegen de belofte, die zy den Utrechtschen Bisschop, voorheenGa naar voetnoot(t), gedaan hadden Volkert maakte zig meester van de Bisschoplyke inkomsten in Twente. Het Dorp Koeverden en de Voorburgt van 't | |
[pagina 286]
| |
Slot werden aan koolen gelegd. Bisschop Boudewyn en Graaf Otto van Benthem vie len, met magt, van Volk, in Drente, 't welk deerlyk verwoest werdt. Toen kwam Graaf Otto van Gelder, 't zy hy te vooren reeds de hand in 't spel gehad hadt, of niet, tusschen beide, om een Verdrag te bewerken. Men stelde, by voorraad, vast, dat de Groningers vier, en de Drenters twaalf Gyzelaars, behalven nog drie wegens KoeverdenGa naar voetnoot(u), binnen Deventer leveren, en zo lang laaten zouden, tot dat de Bisschop voldoening zou hebben ontvangen. De Graaf van Gelder kwam hier op zelf met de Gyzelaars te Deventer, alwaar zig toen de Bisschop bevondt. Men tradt in onderhandeling; doch Graaf Otto van Gelder hieldt de zyde der Groningers en Drenters zo sterk, dat de Bisschop, in toorn ontsteken, de Gyzelaars in de gevangenis deedt smyten. De Graaf van Gelder trok toen verstoord ter Stad uit. De onderhandeling werdt t'eenemaal afgebroken, en de vyandlykheden begonden op nieuws. Volkert verraste het Slot te Koeverden, 't welk, andermaal, door den Bisschop, belegerd werdt. Filips, Aarsbisschop van Keulen, en Koenraad, Aartsbisschop van Ments, bewerkten, terwyl 't beleg nog duurde, een Verdrag, volgens welk, FlorisGa naar voetnoot(8) in de Slotvoog- | |
[pagina 287]
| |
dy van Koeverden, en in 't bewind over gantsch Drente hersteld zou worden, mids dat hy den Bisschop duizend marken zilvers voldeedt. Doch dit Verdrag werdt byna zo dra geschonden, als het gemaakt was. De Graaf van Benthem vondt 'er zyne rekening niet by. Des begon hy, 's daags na het sluiten van het Verdrag, de vyandlykheden op nieuwsGa naar voetnoot(v). De Bisschop zelf werdt in een hevig gevegt ingewikkeld. De Drenters behaalde hier eén' volkomen' overwinningGa naar voetnoot(w). Van de Bisschoplyken sneuvelden dertig man. Honderd Ridders omtrent, en veele gemeene Schutters werden gevangen genomenGa naar voetnoot(x): 't welk wy hier te liever melden, om dat 'er uit af te neemen is, dat de Legers, in deezen tyd, hier te Lande, niet zeer talryk konnen geweest zyn. Bisschop Boudewyn, het overschot zyner magt by een verzameld hebbende, trok, langs den Yssel naar de Veluwe, een Leen des Graaven van Gelder, dien de Bisschop de schuld van zynGa naar margenoot+ongeluk gaf. De Dorpen deezer Landstreeke werden jammerlyk verwoest. Graaf Otto van Gelder zat ondertusschen niet stil. Geholpen van de Drenters, vernielden hy eenige sterkten des Bisschops in Overyssel, en sloeg het beleg voor Deventer, welke Stad, elf dagen agter een, heviglyk bestormd werdt. Henrik de I., Hertog van Lotharingen, Leenman van den Bisschop en Leenheer van den Graave wegens de Veluwe, bewerkte wel | |
[pagina 288]
| |
een Verdrag; doch 't werdt kwalyk gehouden. Graaf Otto hadt Deventer verlaaten; doch hy sloeg, sedert, de Bisschoplyke inkomsten in Drente aanGa naar voetnoot(y), en bleef, zelfs na Boudewyns dood, eenen tyd lang, meester in 't Overstigt. De wrok, dien hy, om 't verwoesten van de Veluwe, tegen de Stigtschen hadt opgevat, deedt hem nu met Graave Dirk van Holland aanspannen, om Bisschop Dirk van der Aare den Oorlog aan te doen, by de eerste bekwaame gelegenheid, welke zig wel haast opdeedt. |
|