Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVI. Twist tusschen Dirk den VII. en Willem, zynen Broeder.Willem, Broeder van Graave Dirk den VII, midlerwyl nog eenigen tyd na de verovering van Akre, in 't Heilig Land vertoefd hebbende, keerde, eindelyk, naar Holland te rug, alwaar hy, in 't eerst, vriendelyk ontvangen werdt. Wel haast rees 'er egter oneenigheid tusschen de Broeders, en Willem, die reeds eenige vrienden gemaakt hadt, begaf zig, volgens de gewoonte van de misnoegde Broeders der Graaven, naar Westfriesland, | |
[pagina 277]
| |
alwaar hy de Dregterlanders gereed vondt, om hem hulpe te bieden. Terstond werden de vyandlykheden, van Willems zyde, begonnenGa naar voetnoot(q), die waarschynlyk de Kennemers getroffen zullen hebben, schoon de oude SchryversGa naar margenoot+zulks niet hebben aangetekend. Graaf Dirk verzamelde vast een aanzienlyk leger; doch verstaan hebbende, dat de Vlaamingen in Walcheren gevallen warenGa naar voetnoot(r), was hy genoodzaakt zyne magt te verdeelen. De oorzaak van deezen inval wordt niet naauwkeurig gemeld. Doch Graaf Dirk hadt, omtrent deezen tyd, van Keizer Henrik den VI. de bevestiging in de Geervlietsche tollen weeten te verkrygen. By den open brief, die nog voor handen en op den twintigsten van Wynmaand des jaars 1195, te Ments, getekend is, wordt hem vryheid gegeven, ‘om eenen Tol van vyf ten honderd, van alle voorbyvaarende Schepen, die honderd of meer marken waardig waren, te heffen. Ook wordt allen Inwooneren des Duitschen Ryks, met naame den Vlaamingen bevolen, deezen tol te betaalen, op eene boete van dertig ponden Gouds, de helft ten behoeve van de Ryksschatkist; de andere helft ten behoeve van hem, die 't ongelyk geleeden heeft, te verbeurenGa naar voetnoot(s)’ De Vlaamsche Kronyken melden, dat deeze Tol niet alleen ten scherpsten werdt ingevorderd; maar dat men den Vlaamschen Koopluiden, in plaats | |
[pagina 278]
| |
van vyf, dikwils tien ten honderd afpersteGa naar voetnoot(t). Ondertusschen, streedt het heffen van eenigen Tol van de Vlaamingen met het X. Artikel van het Verdrag van den jaare 1168Ga naar voetnoot(u). 't Is dan ten hoogsten waarschynlyk, dat het ongenoegen, hier over ontstaan, Graave Boudewyn, tot den inval in Walcheren, zal bewoogen hebben. Ga naar margenoot+ Graaf Dirk stak, met een gedeelte zyns Legers, naar Zeeland over. Het ander gedeelte stelde hy onder 't bevel zyner Gemaalinne, Aleid, Dogter van Dirk, Graave van Kleef.Ga naar margenoot+Zy was eene schrandere en moedige Vrouw. Des werdt haar den Kryg tegen 's Graaven Broeder, Willem, en tegen de Westfriezen toevertrouwd; waar toe zy zig, veelligt, te gereeder getoond heeft, om dat men haar, als de voornaame oorzaak van Willems ongenoegen verdagt hieldt. De Graavin, met de benden onder haar bevel staande opgetrokken zynde, sloeg zig neder te Egmond, op de grenzen van Kennemerland en Westfriesland, niet zonder der Abtdye veel overlast aan te doen; alzo zy zig van de Kloostergoederen onbeschroomd bediende, en onder den schyn van S. Albrecht te willen bezoeken, de Monniken op veele kosten joegGa naar voetnoot(v). Zy bleef te Egmond, van den tienden van Oogstmaand tot den twaalfden van Wynmaand des jaars 1195, zonder dat het blykt, dat 'er, in al dien tyd, eenig gevegt tusschen haar en de Westfriezen voorgevallen is. Doch zy hadt | |
[pagina 279]
| |
ondertusschen de Nieuwdorpers en Winkelers, door geschenken, in haar belang weeten over te haalen, terwyl de zelven nog scheenen eene lyn met de andere Westfriezen te trekken. Zelfs vervoegden zy zig by Willems Leger, 't welk zig, omtrent Alkmaar, ter neder sloeg, gereed om Vrouw Aleid, die terstond op het zelve aantrok, af te wagten. Naauwlyks nam de stryd eenen aanvang, of die van Winkel en Nieuwdorp deinsden te rug. De andere Westfriezen, geenen kans ziende, om den Hollanderen, die toen veel sterker van getal waren dan zy, het hoofd te bieden, volgden hun voorbeeld. Willem alleen, van weinige manschap verzeld, hieldt standGa naar voetnoot(w). Doch de Kennemers drongen zo sterk op hem in, dat hy genoodzaakt werdt, insgelyks, de wyk te neemen. Hy ontkwam dus ter naauwer nood de gevangenis; en de zeege verklaarde zig, t'eenemaal, voor Vrouwe AleidGa naar voetnoot(x). Ga naar margenoot+ De Zeeuwsche togt van Graave Dirk slaagde even gelukkig. In 't Eiland Walcheren, viel een hevig gevegt voor, tusschen hem en Graaf Boudewyn. De Vlaamingen werden geslaagen, en genoodzaakt Zeeland te ruimen. Juist op den zelfden tyd, kreeg Graaf Dirk de tyding der overwinninge, door VrouweGa naar margenoot+Aleid behaald: des begaf hy zig, terstond, naar Holland, en naar Egmond. Hier vervoegden zig, nog voor 't einde des jaars, Boudewyn, Bisschop van Utrecht, Dirk, Domproost van Utrecht, en Otto, Graave van Ben- | |
[pagina 280]
| |
them, alle drie Oomen des Graaven van Holland, benevens zyne Moeder, Vrouwe Ada, Zy kwamen om de Broeders te bevredigen; waar toe veel tyds gespild werdt. Graaf Dirk begaf zig ondertusschen naar Haarlem, werwaards hem de Bisschop volgde. Willem werdt eerlang, door den Domproost, bewoogen, om ook naar Haarlem te gaan, alwaar, op eenen vroegen morgen, voor 't bedde van Graave Dirk, eene overeenkomst tusschen de Broeders getroffen werdt: volgens welke ‘alle vyandlykheden moesten ophouden. Willem zou, jaarlyks, uit de Geervlietsche tollen, drie honderd ponden trekken, en al wat Graaf Dirk, in het Graafschap Oostergouwe en Weftergouwe, toen in 't gemeen Oostfriestand genaamd, bezat, van hem ter leen houden,Ga naar voetnoot(y).’ Sommigen willen, dat Westfriesland, ten deezen tyde insgelyks, aan Willem ter leen gegeven werdtGa naar voetnoot(z). Doch hier van vind ik geen gewag, by de oudste Schryvers. Op Oostfriesland nu, wanneer men 'er Oostergouwe en Westergouwe door verstaat, hadden de Graaven van Holland zo veelregt, als hun, by de jongste overeenkomst, met den Bisschop van Utrecht, ten overstaan des Keizers, gemaakt, gegeven of gelaaten was. Wy hebben 'er, ter zyner plaatseGa naar voetnoot(a), verslag van gedaan. Zeer waarschynlyk is 't, dat de Westfriezen, in 't Verdrag tusschen de twee Broeders, | |
[pagina 281]
| |
niet begreepen zullen geweest zyn. Immers men leest, dat Graaf Dirk, in den Winter des jaars 1198, in Dregterland gevallen zynde, eene deerlyke verwoesting onder hen heeft aangeregtGa naar voetnoot(b). |
|