Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIV. Utrecht door Graave Dirk den VI. belegerd.Graaf Dirk vernam de nederlaag en gevangenis zyns Zwaagers zo dra niet, of hy sloeg 't beleg voor Utrecht, de Stad van alle zyden insluitende. De Stormgevaarten waren reeds opgeregt, en alles tot den aanval gereed, toen de Bisschop, geenen kans ziende, om zig, door weereldlyke wapenen, te verdedigen, zyne toevlugt tot de geestelyken nam. Hy trekt, van zyne Geestelykheid verzeld, in plegtig gewaad, ter Poorten uit, houdende een boek in de hand, uit welk hy den Graave den geestelyken Ban wilde voorhouden, zo deeze de Belegering niet opbrak. De Hollanders, die vast naar den storm jookten, stonden verbaasd, op dit vreemd gezigt. Graaf Dirk zelf vreesde den Kerkelyken bliksem, met welken hy gedreigd werdt, zo zeer, datGa naar margenoot+hy den aanval staaken deedt. En 't was, in deeze eeuwe, niet vreemd, mannen, die den Vyand onvertzaagd afwagten, of zelfs te gemoet treeden durfden, op 't enkel dreigen eens Bisschops met den Ban, te zien bezwyken. Zo ging het Graave Dirk; en de Bisschop wist zig van zynen bygeloovigen schroom | |
[pagina 231]
| |
zo wel te bedienen, dat hy hem noodzaakte, blootshoofds en barrevoets, op de knieën vergiffenis te verzoeken. Toen eerst gaf hem de Bisschop, volgens gebruik, de Vredekus, en zy verzoenden zig zo volkomen met elkanderen, dat 'er, zo lang zy beide leefden, eene vaste Vrede, tusschen de Hollanders en Utrechtschen, stand greepGa naar voetnoot(x). Onze oudste Kronykschryvers, die Egmonder Monniken waren, hebben weinig gemeld van de oorzaaken en omstandigheden deezes Krygs; doch daarentegen niet verzuimd, de vernedering van Graave Dirk voor den Utrechtschen Kerkvoogd, duidelyk, te boek te stellenGa naar voetnoot(y). Otto van Benthem werdt wel op vrye voeten gesteld; doch was genoodzaakt zyn Graafschap aan S. Maartens Kerke te Utrecht op te draagen, en het wederom, van den Bisschop, ter leen te ontvangen. Niet lang hier na, werdt hy, door zekeren Graave Herman, ongelukkiglyk, vermoord. Zyn Graafschap verviel toen op Otto, Zoon zyner Zuster Sofia, by Graave Dirk van Holland verwektGa naar voetnoot(z). Ga naar margenoot+ De aloude gewoonte der Ingezetenen deezer Landen, om hunne eigene wooningen, voor vreemden, te verlaaten, was nog niet geheel verdweenen. Men zag 'er, ten deezen tydeGa naar voetnoot(a), een zonderling voorbeeld van. Henrik de Leeuw, Hertog der Saxers, en Albrecht de Beer, Markgraaf van Brandenburg, de Obodriten, eene soort van Sclaaven, overwonnen, | |
[pagina 232]
| |
en uit hun Land, omtrent de Elve gelegen, verdreeven hebbende, zonden Adolf, Graave van Holstein, en eenige anderen herwaards af, om eenige Brabanders en Vlaamingen niet alleen; maar ook Hollanders, Zeeuwen, Stigtschen en Friezen te noodigen, tot het bewoonen en bebouwen van de verlaaten' Landen der Obodriten. Zy booden zulke voordeelige voorwaarden aan, dat veele Huisgezinnen zig beweegen lieten. De Hollanders werden in de Utinenser, de Friezen in de Susler Landstreeke geplaatst. De eersten hebben zig, sedert, langs de Zuidzyde der Elve, nedergeslaagen, van de Stad Salefeld af. Ook bewoonden zy Balsemerland en Mar sciemerland, twee streeken, die zig tot aan het Boheemer Woud uitstrekten. Zy geneerden zig hier met de Weiderye, die hun zo veel voordeels aanbragt, dat zy, eerlang, onder de rykste Landluiden, gerekend werdenGa naar voetnoot(b). Ga naar margenoot+ De Vrede met Utrecht gaf Graave Dirk midlerwyl gelegenheid, tot het onderneemen van eenen togt naar 't Heilig Land, dien eenige Kronyken in 't jaar 1140 plaatsenGa naar voetnoot(c); doch van welken, in egte stukken, reeds opGa naar margenoot+het jaar 1139 gewaagd wordtGa naar voetnoot(d). Op de heenreize, bezogt hy Rome, en verwierf van Paus Innocentius den II. vryheid voor de Kloosters van Egmond en Rynsburg; die tot | |
[pagina 233]
| |
nu toe onder den Bisschop van Utrecht gestaan hebbende, voortaan alleen van den Paus af hanglyk verklaard werdenGa naar voetnoot(e); doch de Abten van Egmond moesten voor hunne vryheid een jaarlyks regt van vier Schellingen Friesche munt aan de Pauselyke Schatkist betaalenGa naar voetnoot(f). Dit onttrekken der Kloosteren van de Regtspraak der Bisschoppen, in welker Stigt zy gelegen waren, begon, sedert eenigen tyd, sterk in zwang te gaan. De Pausen bedienden zig van dit middel, om zulke Grooten, die Stigters of Beschermers van Kloosters waren, en om de Kloosterlingen zelven naauwer aan zig te verbinden. Zy beoogden den aanwas van hun eigen gezag, ten koste van dat der Bisschoppen. Doch het middel, van welk zy zig bedienden, is, sedert, eene oorzaak van veel onrust in de Kerk, en van veele ongeregeldheid in de Kloosters geworden. Het Klooster te Rynsburg, van welk wy spreeken, was, door Vrouwe Petronelle, volgens sommigen, gestigt; doch, volgens anderen, hersteld, en merkelyk begiftigdGa naar voetnoot(g), voor Nonnen der Benediktyner orde, die, 't welk in deezen tyd niet zeer gemeen was, en daarom tot haaren lof aangetekend wordt, leezen en zingen kondenGa naar voetnoot(h). Vrouw PetronelleGa naar margenoot+overleedt, in 't jaar 1144, en werdt te Rynsburg begraaven. |
|