Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXI. De Westfriezen, met Floris den Zwarten aan 't hoofd, verdedigen hunne vryheid.'s Graaven Broeder, Floris, 't zy dat hy de hand reeds in dit werk gehad hadt of niet, werdt kort hier na van de Westfriezen aangezogt, om 't bewind over Westfriesland te aanvaarden, en het, tegen de overmagt zyns Broeders, te verdedigen. Een deel der Westfriesche Edelen was zeer tot hem genegen. Maar boven al stondt hy diep in de gunft der gantsche Gemeente, die, veranderlyk uit der aart, ook uit begeerte naar grooter Vryheid, nieuwigheid zogtGa naar voetnoot(e). Floris dan, in Westfriesland gekomen, aanvaardde terstond het gebied over de Westfriezen. Sedert deedt hy, een geheel jaar lang, zynen Broeder alle mogelyke af breuk. Alkmaar werdt overvallen en geplonderd. De Kerk en de Markt, waar door ik de Huizen op de Markt verstaa, werden aan koolen gelegd. Ga naar margenoot+ De Kennemers, die zig in grooten getale binnen Alkmaar bevonden, hadden, tot nu toe, den Hollandschen Graave zwaare schattingen moeten opbrengen. Nu deedt de gelukkige uitslag der onderneemingen van 's Graaven Broeder hen waanen, dat hun de kans schoon stondt, om, gelyk een oud Kronyk- | |
[pagina 223]
| |
het uitdrukt. zig vry te vegten. Zy verbinden zig dan met Graave Floris, dien zy, als hunnen Heere, hulde doen. Het stroopen en plonderen der Landen van Graave Dirk was toen dagelyks werk. De Westfriezen, vereenigd met de Kennemers, staken den brand in de Sloten of Lusthuizen, door de voorige Hollandsche Graaven, in Kennemerland, en onder anderen te Haarlem gestigtGa naar voetnoot(f). De togten deezer Volkeren duurden doorgaans, gelyk van ouds, maar één dag. Immers de Westfriezen waren gewoon, met het vallen van den avond, t'huiswaards te keeren, en na dat elk de nagtrust, in zyn eigen huis, genooten hadt, des morgens, wederom op te trekken. By de Kennemers, schynt deeze gewoonte niet geweest te zyn. En men leest, dat Graaf Dirk, zig, t'eenigen tyde, bediend heeft van den aftogt der Westfriezen, die Graaf Floris aan 't hoofd hadden, om de Kennemers, afzonderlyk, op 't lyf te vallenGa naar voetnoot(g), met zulk een gewenschten uitslag, dat de Kennemers zig, in grooten getale, aan hem onderwierpenGa naar voetnoot(h). Ga naar margenoot+ Twee jaaren omtrent schynen deeze ver warringen geduurd te hebben, toen Keizer Lotharius, dien de twist tusschen zyne twee Neeven zeer tegen de borst was, eenen Hertog herwaards zondt, die, van 's Keizers wege, bedreigingen by beloften voegende, de verbitterde Broeders eerlang tot een Verdrag bewoog, by 't welk, zo ver men uit de ou- | |
[pagina 224]
| |
de Gedenkschristen kan afneemen, bedongen werdt, ‘dat de wederzyds gepleegde vyandelykheden vergeven worden zouden, en elk behouden 't gene hy reeds bezat.’Ga naar voetnoot(i). |
|