Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 191]
| |
Vaderlandsche historie.
| |
[pagina 192]
| |
aan de Elve neder. XV. Twist over eenen nieuwen Bisschop te Utrecht. Inval der Dregter-Friezen. XVI. Dirk de VI. sterft. Floris de derde volgt hem op. Geervlietsche Tol...Floris trouwt Ada van Schotland. XVII. Nieuwe onlusten tusschen den Bisschop van Utrecht en Groningen. Verdrag wegens Friesland. XVIII. Byzonder Verdrag tot voorkoming van de overstroomingen des Ryns. XIX. Vlaamsche Oorlog. Graaf Floris gevangen. Nadeelige Vrede. XX. Kryg tusschen de Kennemers en Westfriezen. XXI. Watervloeden Geschillen tusschen den Bisschop van Utrecht en de Heeren van Amstel. Amsterdam. XXII. Boudewyn van Holland wordt Bisschop van Utrecht. Westfriesche Oorlog. XXIII. Onlusten tusschen Utrecht, Brabant en Gelder. Staat van de Veluwe en Zutfen. XXIV. Togt naar 't Heilig Land, op welken Graaf Floris sterft. XXV. Dirk de zevende wordt Graaf. Poogt zig van de Leenroerigheid aan Vlaanderen, wegens Zeeland Bewester-Schelde, te ontslaan. XXVI. Hevige twist tusschen Graave Dirk en Willem zyn Broeder. Wordt bygelegd. XXVII. Willem wordt Graaf van Friesland. Twist om den Bisschoplyken stoel van Utrecht. XXVIII. Graaf Willem wordt gevangen. Ontvlugt. XXIX. Onlusten in Drente. De Veluwe afgeloopen. XXX. Bisschop Dirk de II. zoekt geld in Friesland te ligten. Utrecht belegerd. XXXI. Graaf Dirk bemagtigt 's Hertogenbosch. XXXII. Hysluit eene nadeelige Vrede met Hertog Henrik van Lotbaringen. Dordrecht wordt een Leen van Brabant. Dirk de VII. sterft. | |
[pagina 193]
| |
I. Dirk de vyfde trouwt.GRaaf Dirk de V. schynt naauwlyks in 't gerust bezit van 't Graafschap van Holland bevestigd geweest te zyn, toen hy zig met Othilde, Dogter van Hertog Her man of Fredrik van Saxen, in Huwelyk begaf.Ga naar margenoot+Onze oudste en beste Kronykschryvers getuigen, dat hy 't Land, vyftien jaaren, dat is tot zynen dood toe, in volle vrede, beregt heeftGa naar voetnoot(a). Doch laater Schryvers gewaagen omstandig van zyne Oorlogen tegen de Friezen, en van zynen togt over de Zuiderzee, om Stavere te belegeren, welke Stad hy, na verloop van drie weeken, overmeesterd zou hebbenGa naar voetnoot(b). Al het welke wy hun niet na vertellen, om dat ons, met sommige naauwkeurige onderzoekers onzer Vaderlandsche Geschiedenissen, onwaarschynlyk dunkt, dat de Hollandsche Graaven, tegenwoordig, of zelfs langen tyd na deezen, eenigen voet in Friesland beoosten de Zuiderzee gehad hebbenGa naar voetnoot(c). Ga naar margenoot+ Doch daar was, omtrent deezen tyd, iets anders in Friesland voorgevallen; 't welk veelligt gelegenheid gegeven heeft, om onzen Graave Oorlogen toe te schryven, welken hy niet gevoerd heeft. Egbert de II., Zoon en opvolger van Egbert, Markgraave van Brandenburg, dien wy, een en andermaal, tegen de Hollandsche Graaven, hebben zien te velde trekken, was, in zyne vroege | |
[pagina 194]
| |
jeugdGa naar voetnoot(d), tegen Keizer Henrik den IV. opgestaan, en hadt, aan 't hoofd der Saxers, de wapenen opgevat, met dien ongelukkigen uitslag, dat de Keizer, den Markgraaf in verlegenheid gebragt hebbende, zyne goederen aansloeg en wegschonkGa naar voetnoot(e). Onder deeze goederen, waren ook eenige Graafschappen in Friesland, hem door den Keizer ter leen opgedraagenGa naar voetnoot(f). Egbert wordt, in egte Gedenkschriften deezer Eeuwe, als Graaf van Oostergouwe, WestergouweGa naar voetnoot(g), IslegouweGa naar voetnoot(h) enGa naar voetnoot(1) StavereGa naar voetnoot(i) erkend. En nademaal de Utrechtsche Bisschoppen, sedert eenigen tyd, ten Keizerlyken Hove, zonderling wel gezien waren, werdt Bisschop Koenraad, op verscheiden' tyden, met deeze Friesche Graafschappen begiftigd. In 't jaar 1077, bekwam hy het Graafschap van Stavere. De Giftbrief is nog voorhandenGa naar voetnoot(k), en op den dertigsten van Wynmaand des gemelden jaars, te Worms gedagtekend. Naderhand verkreeg hy het Graafschap van Oostergouwe en Westergouwe, dat is Oostergo en Westergo, by een' Giftbrief te Weimar in Turingen, op den ze- | |
[pagina 195]
| |
venden van Sprokkelmaand des jaars 1086,Ga naar margenoot+getekendGa naar voetnoot(l), en eindelyk ook het Graafschap Islegouwe, by een' Gistbrief, te Regensburg getekend op den derden van Grasmaand des gemelden jaarsGa naar voetnoot(m). Doch in 't volgende jaar, verzoende zig Egbert met den KeizerGa naar voetnoot(n), en toen werden alle deeze Giften wederom ingetrokken, niet zonder merkelyk ongenoegen des Utrechtschen BisschopsGa naar voetnoot(o), die zig reeds veel voordeels van deeze nieuwe uitbreiding zyns gebieds beloofd hadt. 't Leedt egter niet lang, of de Markgraaf ondernam nieuwe vyandelykheden tegen den KeizerGa naar voetnoot(p). Sommige Schryvers verhaalen, dat hy zig van gantsch Friesland tusschen 't Vlie en de Lauwers meester maakteGa naar voetnoot(q). En schoon ons hiervan, in de oudste Gedenkschriften, geen bewys voorgekomen is, behoeft men 't geenszins vreemd te vinden, dat Egbert zig onaf hanglyk heeft zoeken te maaken in eene Landstreek, over een gedeelte van welke, hem het Graaflyk bewind opgedraagen was. De Keizer, een aanzienlyk Leger byeen gebragt hebbende, rukte daarGa naar margenoot+mede, in de Lente des jaars 1089, in TuringenGa naar voetnoot(r), alwaar de voornaamste goederen des Markgraafs gelegen waren. Egbert was hier ook by der hand, en noodzaakte den Keizer, het beleg van zeker Slot, welk tot laat in | |
[pagina 196]
| |
't najaar geduurd hadt, op te breeken, en hals over hoofd, met agterlaating der Keizerlyke eertekenen, naar Bamberg te vlugtenGa naar voetnoot(s) Egbert trok egter weinig voordeel van deeze overwinning. Hy werdt, kort hier na, door bestel van Aleid, Abtdis van Quedlinburg en Zuster des Keizers, verradelyk omgebragtGa naar voetnoot(t). De Bisschop van Utrecht werdt, nog in 't zelfde jaar 1089, wederom in 't bezit gesteld der Graafschappen Oostergouwe, Westergouwe, Islegouwe en StavereGa naar voetnoot(u), allen welken, zo wel als de andere goederen des Markgraafs, op nieuws, aan 't Ryk vervallen verklaard waren. De Utrechtsche Bisschoppen hebben, sedert, op deeze Giften, het Regt gegrond, welk zy op Friesland voorgaven te bezitten. |
|