Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXIV. Onderneeming van Gofrid, Hertog van Lotharingen, om Holland te bemagtigen.Beter slaagde de togt op Holland. Deeze was toevertrouwd aan Godefrid, Hertog van Lotharingen, en aan Willem, Bisschop van Utrecht, welken zig beide op den Landdag te Luik bevonden haddenGa naar voetnoot(k). De Bisschop was verheugd, dat hem zo gunstige gelegenheid voorkwam, om, onder den schyn van Richilde te helpen, zyn regt op Holland te doen gelden. Ook liet zig de Hertog gaarne tot deezen togt beweegen, doordien hem de Bisschop het Graafschap van Holland, welk hy waande hem geheel toe te behooren, ter leen opgedraagen hadtGa naar voetnoot(l). 't Kwam dus alleen op het bemagtigen van dit Graafschap aan: dat met reden te ligter gesteld werdt, om het afzyn van Graave Robert, dien men, in Vlaanderen, de handen vol werks dagt te geeven. 't | |
[pagina 181]
| |
Voornaamste beleid van den togt was Hertoge Godefrid aanbevolen, een wakker Krygsman, die, terwyl hem zyne mismaakte Lighaamsgestalte scheen veragtelyk te maaken, om zyn kloek verstand, bedaardheid, voorzigtigheid en welspreekendheid, by veelen, in hooge agtinge wasGa naar voetnoot(m). Godefrid dan, een Leger van uitgelezen Manschap byeen gebragt hebbende, en Holland zynde ingetrokken, overmeesterde verscheiden' Plaatsen, en trof de Landzaaten met zo diep een' schrik, dat zy zig, van wyd en zyd, aan hem kwamen onderwerpenGa naar voetnoot(n). Hy was reeds, tot aan Leiden toe, doorgedrongen, eer Robert de Fries, uit Vlaanderen, herwaards komen kon,Ga naar margenoot+Digt by de gemelde Stad, ontmoetten de twee Legers elkanderen: tusschen welken, een bloedig gevegt, ten nadeele van Graave Robert, voorviel. Hy werdt niet alleen geslaagenGa naar voetnoot(o); maar eerlang genoodzaakt, met zyne Gemaalin en Kinderen, het Land te ruimen, en naar Vlaanderen te wykenGa naar voetnoot(p). De Hertog, zyn voordeel vervolgende, begaf zig naar Westfriesland, alwaar hy het Land afliep, en grooten buit bekwam. Doch zig binnen Alkmaar begeven hebbende, werdt hy, aldaar, van de Westfriezen, negen weeken agtereen, belegerd. En 't was nu schier op 't uiterste gekomen, toen Bisschop Willem, | |
[pagina 182]
| |
op zyn verzoek, hem regt tydig kwam ontzetten. De Stigtschen vielen den Belegeraaren zo onzagt op 't lyf, dat 'er, schryft men, wel agtduizend sneuvelden. Sedert, moest Westfriesland, zo wel als het overig gedeelte van Holland, bukken voor de overwinnende wapenen van Hertoge Godefrid, die zig, van toen af, als wettigen Graave van HollandGa naar margenoot+gedroegGa naar voetnoot(q), en onder anderen, in den jaare 1074, Friesche benden liet gebruiken, om de belangen van Keizer Henrik den IV, in Saxen, te helpen verdedigenGa naar voetnoot(r). Ook hadt hy, volgens sommige Kronyken, niet lang te vooren, tusschen Ryswyk en Overschie, een sterk Slot gestigt, en by het zelve eene Stad aangelegd, die Delft genaamd werdtGa naar voetnoot(s) en thans nog de derde in rang is, onder de stemmende Hollandsche Steden. Ga naar margenoot+ Hertog Godefrid meende zig nu van 't Graaflyk bewind over Holland genoeg verzekerd te hebben; toen hy 'er, door een' ontydigen dood, van beroofd werdt. Hy hadt het Kersfeest des jaars 1075 te Utrecht gevierd, en was van daar vertrokken naar zyn Slot in 't Graafschap VlaardingenGa naar voetnoot(t), dat is, naar Delft. Hier werdt hy, terwyl hy zyn gevoeg deedt, door zekeren Gizelbert, een' Kok of Knegt van Graave Robert, of van den jongen Graave Dirk, van onderen, met een' dolk in | |
[pagina 183]
| |
't Lighaam gesteken, dat hy 't bestierfGa naar voetnoot(v). onze Kronyken stellen zyn' dood, die waarschynlyk, door Robert de Fries, besteldGa naar margenoot+wasGa naar voetnoot(w), op den vyf en twintigsten van Sprokkelmaand des jaars 1076Ga naar voetnoot(x). |
|