Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVI. Nieuwe onlust tusschen Holland en Utrecht.Men mag, niet zonder reden, vermoeden, dat deeze nederlaag, den Hollandschen Graave toegebragt, den Utrechtschen Bisschop wederom aanleiding zal hebben gegeven, om Keizer Henrik den III., tot eenen Kryg tegen Dirk den IV. op te hitsen; schoon ons hiervan geen duidelyk blyk, in de oude Gedenkschriften, is voorgekomen, De Bisschoppen Adelbold en Bernulf zagen, dit weet men, Graaf Dirk ongaarne in 't bezit der Landen omtrent de Merwe en Ryn. Adelbold wist, van Kei- | |
[pagina 157]
| |
zer Koenraad den II., al in den jaare 1027, het Graafschap in Teisterbant te verkrygen, met zo volkomen regt van gebieden, dat 'er niemant, naderhand, iets over te zeggen mogt hebbenGa naar voetnoot(r). Vermoedelyk wordt hier mede een Graafschap gemeend, welk thans, gedeeltelyk ten minsten, in Dirks geweld was, en dan kan 't geen ander zyn, dan 't gene omtrent Dordrecht gelegen was. Immers men weet, van elders, dat zo wel Keizer Koenraad, als Henrik de II., en Henrik de III., veel moeite aangewend hebben, om de Utrechtsche Kerk wederom in 't bezit te stellen van de goederen, omtrent de Merwe, de Waal, den Ryn en elders gelegen, en haar, zo men voorgaf, door Graave Dirk den III., en zyne twee Zoonen, geweldiglyk ontroofdGa naar voetnoot(s). Wat Henrik de II. hier toe gedaan hebbe, is te vooren verhaald. Zo Koenraad meer dan de gemelde Gift in 't werk gesteld heeft, om de Utrechtsche Kerk in haar regt te handhaaven, hebben de oude Schryvers, die tot onze kennis gekomen zyn, verzuimd zulks aan te tekenen. Doch van de verrigtingen des tegenwoordigen Keizers, Henrik den III., ten behoeve der Utrechtsche Kerke, zullen wy nu, uit de egtste berigten, verslag doen. Ga naar margenoot+ Met den aanvang des jaars een duizend zes en veertig, hadt de Keizer eene tamelyke Vloot Schepen en een aanzienlyk getal van gewapenden byeen verzameld. De SchepenGa naar margenoot+schynen op de Maaze te water gebragt te | |
[pagina 158]
| |
zyn; doch de Keizer en andere Grooten begaven zig, om het Paaschfeest te vieren, naar Utrecht, welke Stad, de Schryver, die hier van gewaagt, en deezen tyd beleefde, nog eene Stad van Friesland noemtGa naar voetnoot(t). Onder de Bondgenooten of Leenmannen des Keizers, die hem, op deezen togt, verzelden, worden Lambert de II, Graaf van Leuven, en Wazo, Bisschop van Luik, met naame gemeldGa naar voetnoot(u). Doch de laatste was zo onbedreeven in den Wapenhandel, dat hy zig, niet dan schoorvoetende en vol vreeze, op den togt begaf. Ook hieldt hy zig, geduurende den stryd, altoos in de agterhoede; 't welk hy, naderhand, met drie honderd ponden zilvers, ten behoeve der Keizerlyke Schatkist, boeten moestGa naar voetnoot(v). Na 't vieren van 't Paaschfeest, begaven zig de Keizer en de andere Legerhoofden naar de Vloote; die vast den stroom afzakte, en wel haast Dordrecht bereikt hadt. De Plaats werdt terstond beslooten door 't Keizerlyk Leger, en zo hevig bestormd, dat men 't, eerlang,Ga naar margenoot+opgeeven moest. De Keizer, Dordrecht van bezetting voorzien hebbende, zakte met de Vloot af naar Vlaardingen, alwaar zig Graaf Dirk toen bevondtGa naar voetnoot(w). De oudste der Schryveren, welken wy't verhaal van deezen togt ontleend hebben, noemt Graaf Dirk, | |
[pagina 159]
| |
by deeze gelegenheid, Markgraaf van VlaardingenGa naar voetnoot(x), verstaande, waarschynlyk, door Vlaardingen, niet alleen de Stede van dien naam, maar ook de gantsche Landstreek daaromtrent, die, aan den mond der Maaze, digt aan Zee, gelegen, als de uiterste grensscheiding des Ryks, aan deezen kant, werdt aangemerkt: waarom ook den Graaf de naam van Mark- of Grensgraaf gegeven werdt. Dezelfde Schryver noemt den mond der Maaze, voor Vlaardingen, de Vlaardinger engte [Fretum Phladirtingum]; waaruit veelligt af te neemen is, dat de geweldige wyde mond der Maaze, van welken oude SchryversGa naar voetnoot(y) gewaagen, door den tyd, reeds merkelyk enger geworden was. Ga naar margenoot+ Graaf Dirk werdt, eer hy 't wist, te Vlaardingen verrast, door de Keizerlyke Vloote, weshalven hy de Plaats ruimde, die, terstond, door de Keizerschen, bezet werdt. Keenenburg, eene sterkte, aan het water de Keen in Delfland gelegen, werdt, insgelyks, door hen, bemagtigdGa naar voetnoot(z); en dus de gantsche Landstreek, die de Hollandsche Graaven der Utrechtsche Kerke, zo men voorgaf, onregtvaardiglyk ontweldigd hadden, hun wederom afhandig gemaaktGa naar voetnoot(a). Ga naar margenoot+ Graaf Dirk, zig, zo onverhoeds, van een groot deel zyner bezittingen beroofd ziende, was op middelen bedagt, om zig te herstellen. Zyn verlies maakte hem stouter, en hy nam 'er gelegenheid uit, om openlyk tegen | |
[pagina 160]
| |
den Keizer op te staanGa naar voetnoot(b). Gozilo, Broeder en opvolger van Godefrid, Hertog van Lotharingen, overleeden zynde, hadt twee Zoonen nagelaaten, Gozilo en Godefrid. Voor zyn overlyden, hadt hy, met 's Keizers bewilliging, Gozilo, schoon onbekwaam tot de Regeeringe, tot zynen opvolger in Opper-Lotharingen geschiktGa naar voetnoot(c). Godefrid, wien Neder-Lotharingen, te vooren reeds, toegelegd was, hier over te onvrede, vatte de wapenen op tegen den Keizer, en poogde zig, ook van Opper-Lotharingen, met geweld, meester te maaken. Het gantsche land, tot aan den Ryn toe, werdt, door hem, afgeloopen; en Hertog Albrecht, dien de Keizer, in Gozilo's plaats, 't gebied over Opper-Lotharingen opgedraagen hadt, in eenen veldslag, overwonnen en gedood. Dit gebeurde, in 't jaar 1044Ga naar voetnoot(d). Godefrid zig, naderhand, op den raad zyner vrienden, aan de genade des Keizers hebbende overgegeven, werdt eenigen tyd gevangen gehouden; doch eerlang wederom op vrye voeten gesteldGa naar voetnoot(e). Toen, ziende dat hem zyne onderwerping niets gebaat hadt, dreef hem de slegte staat zyner zaaken andermaal tot eenen opstand. Dit besluit nam hy juist op dien tyd, als de Hollandsche Graaf een diergelyk genomen hadt. Hertog Godefrid en Graaf Dirk maakten dan terstond een verbond samen, om den Keizer alle afbreuk te doen, en zig in 't verlooren of ontnomen bewind te herstellen. | |
[pagina 161]
| |
Ga naar margenoot+ De Hertog stelde zig terstond in staat, om zyn woord naar te komen. En behalven andete nadeelen, die hy den Ryke toebragt, gelukte het hem, de Stad Nieuwmegen te bemagtigen, en het Vorstelyk Paleis, aldaar door Karel den Grooten gestigt, door den brand, te vernielenGa naar voetnoot(f). Graaf Dirk zat ook niet stil; maar een vliegend Leger byeen gerukt hebbende, liep hy het platte land der naaste Bisdommen, waarschynlyk Utrecht en Luik, alomme af, ysselyke verwoestingen aanregtendeGa naar voetnoot(g). |
|