Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVIII. Koning Henrik bemagtigt Lotharingen, en dus het overige gedeelte der Nederlanden.Na 't onttroonen van Koning Karel, en 't verheffen van Rudolf, Hertog van Bourgondie, op den Frankischen Troon, vernieuwde Koning Henrik zyne eischen op Lotharingen. Hy zag zig, onaangezien het Bons Verbond, nog versteken van deeze Landstreeke: des deedt hy zig regt, door de wapenen, en werdt, nog voor het einde des jaars negen honderd vyf en twintig, als Koning van Lotharingen, erkendGa naar voetnoot(w). Het gedeelte der Nederlanden, welk tot Lotharingen behoorde, geraakte dusGa naar margenoot+onder 't gebied van Koning Henrik, die te | |
[pagina 117]
| |
vooren reeds, over het overig gedeelte der Nederlanden, gebied gehad hadt. Ga naar margenoot+ Ook hadt hy terstond al gelegenheid, om 's Lands Ingezetenen de voordeelen zyner Regeeringe te doen ondervinden. Duitschland werdt, sedert verscheiden' jaaren, afgeloopen door de Hunnen, of HungaarenGa naar voetnoot(x), die zig, in Pannonie, omtrent den Donauw, hadden nedergeslaagen. Omtrent deezen tyd, waren zy, by Worms, over den Ryn getrokken: van daar hadden zy, tot aan de zeekant toe, deerlyke verwoestingen aangeregtGa naar voetnoot(y). Van eenen anderen kant, drongen zy door, tot in FrieslandGa naar voetnoot(z), alles vernielende wat hun in den weg stondt, gewyd noch ongewyd verschoonende. Nog lang hier na, ontmoette men, op de Veluwe, de overblyfsels van twee Schansen, eene in 't midden der Landstreeke, by het Udelermeer, en eene, tusschen Arnhem en Wageningen, aan den regter oever des Rynstrooms, gelegen. Zy droegen den naam van Hunnen schansen, en men wil, dat zy, omtrent den tyd, van welken wy spreeken, door de stroopende Hunnen, opgeworpen zyn. Koning Henrik bragt terstond een magtig Leger tegen hen op de been. En men vindt, by sommige Schryvers, aangetekend, dat onze Graaf Dirk de II. den Krygstogt bygewoond, en onder de baniere des Hertogs van Zwaben, tegen de Hunnen, gestree- | |
[pagina 118]
| |
den heeftGa naar voetnoot(a). In 't jaar negen honderd zesGa naar margenoot+en twintig, werdt 'er een Verdrag met de Hunnen getroffen, voor den tyd van negen jaarenGa naar voetnoot(b): geduurende welken tyd, Koning Henrik zig toeleide, op het versterken van de grenzen des Ryks, en op het oeffenen van 's Lands Ingezetenen, in den Wapenhandel. Ten deezen einde, regtte hy Schutteryen op, in de StedenGa naar voetnoot(c). Ook hieldt hy, van tyd tot tyd, Ren- en SteekspelenGa naar voetnoot(d): op een van welken, in den jaare negen honderd vyf en dertig, te Maagdenburg gehouden, men leest, dat Graaf Dirk de II., onder de Ryksgraaven, verscheenen isGa naar voetnoot(e). |
|