Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 115]
| |
zen, die ongezind waren, om hem hulde te doen. Immers dit vindt men, in onze oudste KronykenGa naar voetnoot(u); schoon 'er de overgebleeven' schriften van Tydgenooten geen gewag van maaken. Ook weet men niet, wat de Friezen, dat zyn de Westfriezen, die, benoorden de Beeke Kinhem, en dus buiten de grenzen van Dirks Graafschap woonden, onder de verpligting zou konnen gebragt hebben, om hem voor Heere aan te neemen. Veelligt heeft Graaf Dirk de grenzen zyns gebieds, buiten regt, te ver willen uitbreiden. Of mogelyk hebben de Friezen hem, door het pleegen van eenige vyandlykheid op de grenzen, billyke reden gegeven, om de wapenen tegen hen op te vatten. Wy konnen, hieromtrent, by gebrek van egte Getuigenissen, niets vaststellen. Laatere Schryvers melden alleenlyk, dat Graaf Dirk de Friezen wel haast met de wapenen bedwong; doch dat zy, in 't volgend jaar, wederom tegen hem opstonden, en in Alkmaar gevallen zynde, den brand in 't Steedje staken. Gantsch Kennemerland werdt toen van hun plat geloopen, en 't Nonnen-Klooster te Egmond deerlyk verwoest. Van hier trokken zy naar Leiden, welke Stad, met gelyke verwoesting, gedreigd werdt. Doch Graaf Dirk, al zyne magt byeen gerukt hebbende, trok hun hier tegen. Niet verre van de Stad, en juist op de plaats, alwaar naderhand het Nonnen-Klooster te Rynsburg gestigt werdt, viel een bloedig gevegt voor. De Friezen kreegen de nederlaag, | |
[pagina 116]
| |
en werden genoodzaakt, zig der Regeeringe van Graave Dirk te onderwerpen. De Graaf stigtte, sedert, eene Kerk op de plaatse des gevegts, by welke, in laatere tyden, een Nonnen-Klooster gevoegd werdt. Ook deedt hy de vernielde Egmondsche Abtdy eerlang van steen herbouwen, in dezelve Benediktyner Monniken, in plaatse der Nonnen, stellende, alzoo deeze laatsten te veel bloot stonden voor den overlast der Friezen. Zy werden naar Bennenbroek overgebragt, en aldaar, onder 't opzigt van 's Graaven Zuster, Arlinde, gesteld, die egter geene nieuwe Nonnen mogt aanneemen; waaruit gevolgd is, dat het Bennenbroeks Klooster, na verloop van eenige jaaren, geheellyk uitgestorven isGa naar voetnoot(v). Onze Kronyken hebben niet net aangetekend, wanneer alle deeze dingen voorgevallen zyn; doch men schyntze, in den aanvang der Regeeringe van Graave Dirk den II, te moeten plaatsen. |