Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijII.Ga naar margenoot+ Raginer, Hertog van Hasbain en Henegouwen, dien wy, voor eenige jaarenGa naar voetnoot(c), tegen de Noormannen, in Walcheren, zagen ten stryde trekken, verviel, in 't jaar agt honderd agt en negentig, in de ongunst van Koning Zwentibold, zynen Oppervorst. De oorzaak hiervan wordt niet gemeld; doch 's Konings toorn liep zo hoog, dat hy den HertogGa naar margenoot+van alle zyne bezittingen beroofde, en beval, binnen veertien dagen, het Ryk van Lotharingen te ruimenGa naar voetnoot(d). Raginer, bevroedende, dat het gezag van Zwentibold niet vast genoeg gevestigd was, om hem veel te ontzien, was op middelen bedagt, om zig tegen hem te verzetten. Niet lang te vooren, | |
[pagina 101]
| |
hadt Koning Zwentibold, op gelyke wyze, drie andere Graaven van hunne waardigheid en goederen beroofd, en dezelven onder zyne aanhangers verdeeld. Een deezer Graaven, die, zo wel als de anderen, zyn Graafschap van den Koning, vermoedelyk Koning Arnold, verkreegen hadt, wordt van den Schryver, die dit verhaalt, Odokar genoemdGa naar voetnoot(e). En sommigen hebben gegist, dat hy dezelfde geweest is, die onze Kronykschryvers Dirk den eersten, Graave van Holland, genoemd hebbenGa naar voetnoot(f). Doch wat hier van zyn moge; Raginer verbondt zig met deezen Odokar, en, zo 't schynt, ook met de andere twee afgezette GraavenGa naar voetnoot(g). Ga naar margenoot+ Ter plaatse daar de Maas met verscheiden' monden uitloopt, en veele moerassen maakt, lag, ten deezen tyde, eene Vesting, Durfos genaamdGa naar voetnoot(h), en waarschynlyk hier gestigt, om den stroom tegen de Noormannen te beveiligen. De gelegenheid der plaatse, zo als zy van de oudste Schryvers beschreeven is, heeft sommigen doen vermoeden, dat Durfos dezelfde Vesting geweest is, die, in laater' tyd, door Dirk den III, Graave van Holland, hersteld zynde, den naam van Dordrecht gekreegen heeftGa naar voetnoot(i). Ragmer, Odokar en eenige anderen wierpen zig, met Vrouwen en Kinderen en al wat zy van hunne tilbaare haave konden medevoeren, binnen dit Durfos, | |
[pagina 102]
| |
alwaar zy zig verschansten. Welhaast kwam Zwentibold, met een Leger, voor de Vesting; doch de ongenaakbaarheid der Plaatse deedt hem onverrigter zaake aftrekken. Ga naar margenoot+ Raginer en Odokar, zig onmagtig vindende, om het lang tegen Zwentibold uit te houden, vervoegden zig by Karel den Eenvoudigen, voor eenige jaarenGa naar voetnoot(1), na Lodewyk den Stamelaar, en Eudes of Odo, op den Troon van Frankryk verheeven, en bewoogen hem, een Leger in Lotharingen te zenden, om zig van dit Ryk meester te maakenGa naar voetnoot(k). Karel, zyne Krygsmagt byeen gebragt hebbende, trok eerst naar Aken, en na 't bemagtigen dier Stad, naar Nieuwmegen. Zwentibold, midlerwyl, hulp verzogt hebbende by Franko, Bisschop van Luik, begaf zig, met weinig Volk, over de Maaze, naar VlaardingenGa naar voetnoot(l), alwaar de Lotharingsche Grooten, die zig, in dien oord, bevonden, zig by hem vervoegden. Karel bereidde zig, om dieper in 't Land te dringen, en Zwentibold slag te leveren, toen de Vrede, op 't onverwagtst, door de tusschenkomst van wederzydsche Afgezanten, getroffen werdt: waar na het Fransch Leger deeze Landen verlietGa naar voetnoot(m). Zwentibold, nu de handen ruim hebbende,Ga naar margenoot+spande, met den aanvang des volgenden jaars, alle zyne kragten in, om Durfos te bemagtigen. Doch zyne poogingen waren vrugteloos, en de Vesting onwinbaar. De Koning, zien- | |
[pagina 103]
| |
de dat hy, door de wapenen, niets vermogt, zogt Raginer, Odokar en de hunnen te verbaazen, door een Geestelyk Banvonnis; welk hy zynen byhebbenden Bisschoppen beval, tegenGa naar margenoot+hen uit te spreeken. Doch als deezen zulks weigerden, zag hy, raazende van spyt, zig andermaal genoodzaakt, het beleg op te breekenGa naar voetnoot(n). Sedert werden de gemoederen der Lotharingsche Grooten zo zeer vervreemd van Koning Zwentibold, dat zy, na de dood van Koning Arnold, die op den negen en twintigsten van Slagtmaand des jaars agt honderd negen en negentig voorvielGa naar voetnoot(o), zynen jongen, doch wettigen Zoon Lodewyk, in ZwentiboldsGa naar margenoot+plaats, tot Koning verklaardenGa naar voetnoot(p). Zwentibold, zig, door de wapenen, in het verlooren gezag, willende herstellen, sneuvelde,Ga naar margenoot+niet lang hier na, in een gevegt omtrent de Maaze, door de handen van eenigen dier Graaven, welken hy, te gelyk met Odokar, van hunne waardigheid beroofd hadtGa naar voetnoot(q). Het Koningryk van Lotharingen werdt toen, door Koning Lodewyk, in een Hertogdom veranderd, en aan zekeren Gebehard ter Leen opgedraagenGa naar voetnoot(r), die 't egter niet lang schynt bezeten te hebben. |
|