Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 97]
| |
Vaderlandsche historie.
| |
[pagina 98]
| |
Dordrecht gestigt. Dirk Bavo verjaagd. XX. Scheepsstryd omtrent de Merwe. Overwinning van Graave Dirk te lande. XXI. Vrede met Utrecht. De Graaf wordt 's Bisschops Leenman. XXII. Byzonderheden wegens 's Graaven Broeder, Sivaard of Sikko. XXIII. Dirk de III. trekt naar 't Heilige Land. Oorsprong der Pelgrimaadjen derwaards. Hy sterft. XXIV. Dirk de vierde wordt Graaf. XXV. Oorsprong der tweedragt tusschen de Vlaamingen en Hollanders. Regt der Graaven van Holland-op-Zeeland. XXVI. Utrechtsche Oorlog. Dordrecht ingenomen. Ook Vlaardingen en Keenenburg. 't Hof te Nieuwmegen verbrand. XXVII. Scheepsstryd voor Vlaardingen. XXVIII. Dirk de IV. sneuvelt, te Dordrecht. XXIX. Floris de eerste volgt hem op. XXX. Willem, Bisschop van Utrecht, doet hem den oorlog aan. Krygslist van Graave Floris. XXXI. Hy wordt, verraaderlyk, omgebragt. Vrouw Geertruid beregt het Graafschap. XXXII. Henrik de IV. schenkt verscheiden Hollandsche goederen aan de Utrechtsche Kerke. XXXIII. Krygsbedryven van Robert de Fries. Hy trouwt met Vrouwe Geertruid, en wordt Graaf of Voogd van Holland. XXXIV. Godefrid van Lotharingen bemagtigt Holland, en gedraagt zig als Graaf. Delft gestigt. Godefrid wordt omgebragt. XXXV. 't Slot te Ysselmonde gestigt. Geschil tusschen den Keizer en den Paus. XXXVI. Dirk de vyfde, in 't bezit van 't Graafschap van Holland, hersteld. | |
[pagina 99]
| |
I. Aanleiding tot de onafhanglykheid en erflykheid der Graafschappen hier te Lande.Tot hier toe, waren de Hertogdommen en Graafschappen deezer Landen, sedert dat de Frankische Vorsten, uit den Huize van Karel den Grooten, in dezelven, het hoog gebied gevoerd hadden, naar derzelver goedvinden, weggeschonken; dikwils wel aan de Zoonen of Broeders van afgestorven' Hertogen of Graaven; maar zonder zig egter aan deezen te bepaalen. Doch omtrent deezen tyd, begonden deeze Hertogdommen en Graafschappen erflyk, en allengskens onafhanglyker van 's Lands Oppervorsten te worden. Het splitsen van het wyduitgestrekt Ryk van Karel den Grooten, onder zyne Nakomelingen, verminderde het aanzien en de magt der byzondere Koningen. Hunne onderlinge verdeeldheden, en de geduurige invallen der Noormannen waren, daarenboven, oorzaak, dat zy, van tyd tot tyd, de hulp behoefden der voornaamste Hertogen en Graaven, die zy; door het verleenen van nieuwe Voorregten, en door het schenken van heerlyke goederen en inkomsten, om stryd, aan hunne byzondere belangen poogden te verbinden. Hier door rees het aanzien der Hertogen en Graaven, naar maate dat dat der Oppervorsten afnam. Karel de Kaale was zo dra niet overleeden, of verscheiden' Grooten wierpen zig tot Oppervorsten op, over de Landen, welken onder hunne bestiering gesteld warenGa naar voetnoot(a). En sommigen vestigden zig, eerlang, zo wel in 't bezit derzelven, dat zyze hunnen Erfgenaamen nalieten. Onze Hollandsche Graaven waren, ten deezen tyde, | |
[pagina 100]
| |
nog van te weinig aanzien, om dit voetspoor terstond te volgen. Doch zy hebben zig, na dat zy hunne goederen en magt, eerst door de Giftbrieven der Oppervorsten, daar na door 't geluk der wapenen, vermeerderd gezien hadden, eerlang, even onafhanglyk gemaakt. Zo veel tyds werdt 'er egter niet vereischt, om het Graaflyk bewind, van den Vader op den Zoon, of naasten Erfgenaam te doen overgaan. De Oppervorsten waren thans gewoon dit ligtelyk toe te staan, wanneer 't hun verzogt werdtGa naar voetnoot(b). En 't schynt, dat men zelfs al ras de moeite van zulks te verzoeken gespaard heeft. Immers, men zal het Graafschap van Holland, na den tyd van Dirk den den I, doorgaans, geregeld, op den naasten Erfgenaam, zien versterven. |
|