Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVII. De Noormannen verbranden Bajorzuna, en slaan zig te Nieuwmegen neder.Een Bende Noormannen, 't zy de zelfde of eene andere, viel ten deezen tyde, in Lotharingen, verscheiden' Dorpen en Kloosters ledig plonderende en verwoestende. Onder anderen, kwamen zy in eene Plaats, die, grootendeels, van Friezen bewoond werdt, en by een' oud' Schryver, den naam van Bajorzuna draagtGa naar voetnoot(9). Deeze werdt geheellyk in de assche gelegdGa naar voetnoot(c). Tegen 't einde van 't jaar, voeren zy den Waalstroom op te rug, om te Nieuwmegen te overwinteren. Zy versterkten de Stad, met eenen zwaaren Wal en Graft. Ook verschansten zy zig, binnen het | |
[pagina 85]
| |
Koninglyk Paleis, een groot en schoon gebouwGa naar voetnoot(d), wel eer, door Karel den Grooten, gestigt. Koning Lodewyk kreeg hier zo dra geene tyding van, of hy sloeg 't beleg voorGa naar margenoot+Nieuwmegen. De Stad werdt, verscheiden' dagen agter een, hevig bestormd. Doch de Noormannen hadden zig zo wel verschanst, dat 'er weinig werdt uitgeregt. Ook verhinderde de felheid des Winters het voortzetten der belegeringeGa naar voetnoot(e). Men kwam eerlang tot een Verdrag: waarby de Noormannen beloofden, Nieuwmegen en deeze Landen teGa naar margenoot+zullen ruimen, zo dra Koning Lodewyk de belegering zou opgebroken hebben. Hy trok dan af, en de Noormannen, den brand in 't Koninglyk Paleis gesteken en de opgeworpen' Vestingwerken geslegt hebbende, zakten den stroom wederom afGa naar voetnoot(f). |
|