Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIII. Verdeeling van 't Ryk van Lotharingen onder de Koningen Karel en Lodewyk.De twee Broeders, Karel en Lodewyk, poogden zig beide, na de dood van hunnen Neeve Lotharius, van Lotharingen meester te maaken. Immers Karel wendde daar toe al zyn vermogen aan, zoekende zynen aanhang, onder de Lotharingsche Grooten, zo | |
[pagina 76]
| |
veel hy konde, te vermeerderen. In de Lente des jaars agt honderd en zeventig, hieldt hy te Nieuwmegen een mondgesprek met denGa naar margenoot+Noorman Roruk, die zig voor hem verklaarde, en een Verbond met hem slootGa naar voetnoot(c). Lodewyk, zig midlerwyl naar Frankfort begeven hebbende, ontving aldaar de hulde van veele Lotharingsche HeerenGa naar voetnoot(d). De oneenigheid, die hier over tusschen de Broeders ontstondt, zou tot een' volslaagen Oorlog uitgeborsten zynGa naar voetnoot(e), hadden zy beide niet geraaden gevonden, tot een Verdrag te komen, en het Lotharingsche Ryk, met malkanderen, te deelenGa naar voetnoot(f). Dit geschiedde op den agtsten van Oogstmaand des gemelden jaars. Men hieldt, in de Verdeeling der Landen, deezen voet, dat genoegzaam alles wat ter regter zyde der Maaze lag Lodewyk, en 't gene ter linkerzyde dier Riviere gelegen was, Karel toegelegd werdt. Onder de Plaatsen, die tot Lodewyks aandeel behoorden, worden, met naame, opgeteld, Keulen, Trier, Utrecht, Straatsburg, Bazel, het Graafschap Teisterbant, de Betuwe, de Attuariën, zynde een gedeelte van Gelderland: voorts het gedeelte van Opper- en Neder-Maasland, 't welk ter regter zyde van de Maaze legt, het Land van Maastricht, twee Graafschappen in de Elzas en twee deelen van Friesland, welken zig, naar alle waarschynlykheid, van de oude Maaze af, die, eertyds, | |
[pagina 77]
| |
door 't Land van Stryen zeewaards stroomde, tot aan de Waale en Merwe, en van daar, tot aan den Ryn, die by Katwyk uitliep, zullen uitgestrekt hebben. Wy zien hier uit, dat een goed deel der Vereenigde Nederlanden, tot het aandeel van Koning Lodewyk, behoord heeft: en wy hebben reeds te vooren gezien, dat hy een ander groot gedeelte derzelven, by de Ryksverdeeling van den jaare agt honderd drie en veertig, verkreegen hadt. Onder Karels aandeel, behoorden Tongeren, Kameryk, Mechelen, vier Graafschappen in Brabant, het Graafschap Taxandrie, het gedeelte van Opper- en Neder-Maasland, 't welk ter linker zyde van de Maaze legt, tot Vizet toe, en het derde gedeelte van Friesland, welk zig, van de oude Maaze af, tot de Schelde toe, uitgestrekt zal hebben, en onder welk, derhalven, de Zeeuwsche Eilanden en een gedeelte van Holland begreepen geweest zynGa naar voetnoot(8). Ga naar margenoot+ Lotharius Broeder, ook Lodewyk genaamd, die thans de waardigheid van Keizer bezat, | |
[pagina 78]
| |
en in Italie heerschte, hadt zo dra niet vernomen, dat Lotharingen, onder zyne twee Oomen, Karel en Lodewyk, verdeeld was, of hy vaardigde een gezantschap af aan Lodewyk, Koning van Duitschland, en deedt het Ryk van Lotharius, voor zig zelven, eischen. Lodewyk wees de gezanten des Keizers naar zynen Broeder Karel, die hunnen eisch, met ongenoegen, verwierpGa naar voetnoot(g). De Koning van Duitschland hadt 'er meer ooren naar; des Karel, de Lotharingsche Grooten aan zig poogendeGa naar margenoot+te verbinden, in Wynmaand des jaars agt honderd twee en zeventig, te Maastricht, een mondgesprek hieldt met den Noorman Roruk, en dien, door beloften en geschenken, t'eenemaal in zyne belangen overhaalde. Doch of hem Roruk eenig voordeel toegebragt hebbe, is onzeker, alzo men van deezen Noorman, in de oude Gedenkschriften, na deezen tyd, geheel geene melding meer gemaakt vindt. Roruks Neef, Rudolf, was ook ten zelfde einde te Maastricht verscheenen; doch alzo hy te veel vorderde, en zig, ondertusschen, in 't vermoeden bragt, dat hy Karel heimelyk iets euvels brouwde, werdt 'er niets met hem geslooten. Zelfs waarschuwde Karel zyne vrienden, tegen de listige aanslagen van RudolfGa naar voetnoot(h). Midlerwyl hadt Koning Lodewyk, door tusschenkomst der Keizerinne Ingelverge, met welke hy, te Trente, een mondgesprek gehouden hadt, zyn aandeel in 't Ryk van Lotharius reeds heime- | |
[pagina 79]
| |
lyk aan Keizer Lodewyk afgestaanGa naar voetnoot(i); onder deeze voorwaarde, zo 't schynt, dat hem, na 's Keizers overlyden, de Keizerlyke waardigheid bezorgt wierdt. Doch deeze onderhandeling werdt van Koning Karel zeer euvel opgenomen. |
|