Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijGa naar margenoot+ XXI. De Noorman Roruk, door de Conkingi verjaagd, herstelt zig wederom, in 't bezit zyner Landen.De Noorman Roruk bleef nog eenige jaaren in 't bezit der Landen, hem door Lotharius den ouden en den jongen in Friesland afgestaan. Doch kort voor of in het jaar agt honderd zeven en zestig, maakte hy zig zo gehaat by de Landzaaten, en byzonderlyk by een gedeelte der zelven, die, volgens 't verhaal eens ouden Latynschen Schryvers, met eenen nieuwen naam, Conkingi genoemd werdenGa naar voetnoot(7), dat zy hem onverhoeds overvielen, en ten Lande uit jaagdenGa naar voetnoot(s). Wat reden Ro- | |
[pagina 73]
| |
ruk gegeven hadt, om hem dus te mishandelen, vindt men, onzes weetens, nergens aangetekend. Uitheemsche Heeren konnen zig, op zo veelerleie wyze, gehaat maaken by hunne Onderzaaten, dat men vergeefsche moeite doet, met naar ééne van die wyzen te gissen. Dit weet men, dat Roruk, niet lang hier na, met een aanzienlyk Leger van zyne Landsluiden, wederom herwaards gekomen isGa naar voetnoot(t), en zig, zo 't schynt, in zyne voorige bezittingen hersteld heeft. Lotharius, vermoedelyk om 't volk genoegen te geeven, gaf wel voor, den Noorman te keer te willen gaan, en beschreef, ten dien einde, eene algemeene HeirvaartGa naar voetnoot(u); doch men leest niet, dat hy iets anders uitgeregt heeft, dan dat hy Roruk afkeeriger van zig maakte. Doch eer hy hier van de uitwerksels gevoelde, overleedt hy, in Hooimaand des jaars agt honderd negen en zestigGa naar voetnoot(v). |
|