Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijIX. Duurstede door de Deenen overvallen en verbrand.'t Is niet onwaarschynlyk, dat Heriold, ten minsten nu en dan, zyn verblyf te Duurstede gehouden heeft; 't welk hem, gelyk wy boven aantekenden, door den Keizer, ter Leen opgedraagen was. Doch wat hier van zy; Duurstede heeft, als een Leen van Heriold, in vervolg van tyd, meenigen inval der Noormannen moeten bezuuren. 't Was de geduurige gewoonte der oude Noordsche Volkeren de Verbonden, zo dra zy 'er voordeel in zagen, wederom te verbreeken. De haat tegen Heriold bleef nog te diep geworteld in de herten der Deensche Vorsten, om hem de Landen, over welken hem 't bewind was afgestaan, ongestoord te laaten bezitten. En de onnozele Ingezetenen dee- | |
[pagina 52]
| |
zer Landen, die 't ongeluk hadden van door hem geregeerd te worden, moesten de uitwerkselsGa naar margenoot+van dien haat gevoelen. Weinige jaaren verliepen 'er maar, of de Deenen rustten eene Vloot uit van dertien SchepenGa naar voetnoot(x), met welke zy, in Friesland, omtrent den Ryn, die toen nog by Katwyk in Zee liep, aanlandden. Een gedeelte der omgelegen' Landstreeke werdt deerlyk verwoest. Voorts den Ryn opvaarende door Utrecht, ter wederzyde dier Riviere gelegenGa naar voetnoot(y), zetten zy te Duurstede voet aan land. Hier bloeide thans de KoophandelGa naar voetnoot(z), waarom de Stad, in oude Kronyken, gemeenlyk, den naam vanGa naar margenoot*Markt- of Handelplaats draagt. Haast maakten de Deenen zig meester van Duurstede, 't welk, voor een gedeelte, aan koolen gelegd werdt. Ook sneuvelde 'er een gedeelte der Ingezetenen: een ander gedeelte werdt gevangelyk weggevoerd. De Deenen keerden wederom t'huiswaardsGa naar voetnoot(a); doch, in de twee volgende jaaren, ondernamen zy diergelyke togten; een gedeelte van Friesland en Duurstede ten tweeden en ten derden maale verwoestendeGa naar voetnoot(b). Of Heriold zig, ten deezen tyde, elders bevonden hebbe, dan of hy buiten staat geweest zy, om Duurstede te beschermen, wordt niet aangetekend. Ga naar margenoot+ Horik, een der Deensche Vorsten, voor- | |
[pagina 53]
| |
geevende, dat deeze Vyandlykheden tegen zynen wil geschied waren, zondt Gezanten op den Landdag te Worms, om hiervan den Keizer verzekering te geeven. Te gelyk klaagde hy, dat men, eenigen tyd geleeden, zekere zyne Afgevaardigden, omtrent Keulen, moorddaadiglyk omgebragt hadt: over welk wanbedryf de Keizer, na gedaan onderzoek, strenge straf deedt oefenen. Den Deenschen Gezanten werdt ook, kort hier na, te Aken, op hun verzoek, een staat overgeleverd van de voornaamsten der genen, die, eenige jaaren herwaards, geweldige invallen in deeze Landen gedaan hadden, welken Horik deedt vangen, en ter dood brengenGa naar voetnoot(c). |
|