Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijX. Walcheren, Duurstede en andere Plaatsen, door de Noormannen, overvallen.Dus scheen de vrede wederom bevestigd. Keizer Lodewyk steunde 'er egter zo vast niet op, of hy deedt, in de Lente des volgenden jaars, de Zeekusten van Friesland van behoorlyke bezetting voorzien, en, hier en daar, de vereischte orde stellen. Ook was zyne zorg niet ongegrond. 't Leedt niet lang, of de Deenen deeden de gewoonlyke invallen in deeze Landen. Het voornaamste der Zeeuwsche Eilanden droeg toen al, gelyk nog tegenwoordig,Ga naar margenoot+den naam van Walcheren. Voor de versterking en beveiliging van dit Eiland, hadt men verzuimd de behoorlyke zorg te draagen. De Noormannen, hier van verstendigd, wenden den steven derwaards, vallen in 't Eiland, en vervullen 't alomme met roof en moord. Ga naar margenoot+ Eggard, Graaf van Walcheren, en Hem- | |
[pagina 54]
| |
ming, Zoon van Halpdam en Broeder van Heriold, die ook eenig gebied in het Eiland schynt gehad te hebben, sneuvelden beide, door de Deensche wapenen, op den zeventienden van Zomermaand des jaars agt honderd zeven en dertigGa naar voetnoot(d). De Deenen hielden zig eenigen tyd op in Walcheren, en vorderden den Landzaaten eene zwaare schatting afGa naar voetnoot(e). Ook voeren zy de Schelde op naar Antwerpen, welke Stad insgelyks geplonderd, en in brand gestekenGa naar margenoot+werdt. Het zelfde lot trof Witlam, eene Koopstad of Marktplaats aan den mond der MaazeGa naar voetnoot(f), waarschynlyk naby Goeree gelegen; doch al voor veele eeuwen, door de Zee, ingezwolgen. Toen toogen zy, met gelyke woede, naar Duurstede, welks Ingezetenen, insgelyks, tot het betaalen van schatting, gedrongen werden. Keizer Lodewyk kreeg van dit alles zo dra geene tyding, of hy spoedde zig naar Nieuwmegen, 't welk de Schryver, uit wien wy dit verhaal ontleenen, eene Vesting noemt, naby Duurstede gelegen. Op het gerugt van zyne aankomst, verstooven de Deenen. De Keizer vergenoegde zig, met de Graaven, wien hy de bescherming der Zeekusten toevertrouwd hadt, voor zig te doen komen; en vernam, dat het wel gelukken van den aanslag der Deenen ten deele aan de onmogelykheid om hun behoorlyken wederstand te konnen bieden; maar ten deele ook aan de ontrouw en ongehoorzaamheid | |
[pagina 55]
| |
van eenige Graaven te wyten wasGa naar voetnoot(g). Sedert werden 'er andere Graaven, tot verdediging der grenzen, aangesteld. Ook werden 'er, in verscheiden' Havens, bevelen gegeven, om, in alleryl, eene Vloot in zee te brengenGa naar voetnoot(h). |
|