De frou yn 'e flesse
(1988)–Anne Wadman– Auteursrechtelijk beschermdRoman fan Janneke en Jip
[pagina 141]
| |
3.Positie totaal onhoudbaar na wangedrag tegenover Fokje. Deze keer niet bloot in de badkamer, maar gewoon gekleed, zij het summier, in de huiskamer, waar ze uitdagend met de knieën over elkaar geslagen en een shagje in haar brutale mond in een geïllustreerd blad zat te lezen, met een half oog op een wild-westserie van de t.v. Ik had m'n huiswerk af en kwam beneden voor een kopje thee, zoals altijd 's avonds tegen negenen. Zij zat daar alleen, en de hele godganse kamer geurde naar haar zwoele aanwezigheid. Ik wil niet beweren dat zij iets uitlokte - in ieder geval niet bewust en opzettelijk, want ik ben haar type niet en bovendien familie. Zij moet een snelle bink op een Yamaha-motorfiets hebben of een grote ster uit de popscene, liefst een basgitarist of een drummer. Ik ben in haar oog meer wat Janneke zo mooi noemt in dat toch wel leuke taaltje van haar een ‘weiten hin’ (als ik het goed begrijp zoiets als een halfzacht gekookt eitje van een vent). Om te laten zien dat ik dat nièt was en omdat ik door die geur naar haar werd toegetrokken, terwijl er geen storende faktoren in het spel waren - jezus, wat is een mens 'n zwak wezen - ging ik vlak bij haar diepe stoel, achter haar staan en keek kwasi-belangstellend in haar lektuur, een popblad met gladde, kleurige foto's van sterren en hun elektronische uitmonstering. Ik zei, dicht bij haar oor: ‘Fokje. Je bent onweerstaanbaar...’ Ze keek op met haar felle, koolzwarte ogen en zei zo hatelijk als ze maar kon: ‘Raak me 's aan!’ Ik voelde natuurlijk best dat ze 't anders bedoelde, maar er schoot ook prompt door me heen dat haar tegenstrijdige opmerking misschien ook op een innerlijke tegenstrijdigheid berustte, en op hetzelfde moment lagen mijn lippen op de hare. En ze gaven toe, lieten toe, ja, ze schenen zich evenzeer te verlustigen als de mijne. Ze bleef zitten waar ze zat, maar deed | |
[pagina 142]
| |
haar benen van elkaar af. De koorts sloeg door me heen. Ik dacht niet meer na en drukte haar bovenlijf tegen mij aan, voelde enig verzet in haar oprijzen en weer wegebben. Ik hoorde haar hijgende adem en dacht: verrèk, zij heeft het dus óók, god zij geprezen, zij heeft hetzelfde als ik. Doodgewone Lust, maar dan wel met een hoofdletter. Laat vieren die teugels! Ik vergat helemaal op welke heilige grond we ons bevonden, en deed een forse tast onder haar vlinderig dun rokje, waar ik het broekje vond. Op dat kritieke moment gebeurden er twee dingen tegelijk. Een draai om mijn oren, van haar, die klonk als een geweerschot op een wintermiddag en een vuur en vlam uitslaande oom Bram, die naar pas nu bleek van de w.c. kwam, waar hij doorgaans zo ongeveer een kwartier per dag achtereen verbleef, echter nooit, bij mijn weten, op dit vrij late avonduur. Tante Jet, wist ik me nu te herinneren, had een bijeenkomst van de Doopsgezinde Zusterenkring. Hij riep zoiets als: ‘Wel godverdomme! Dus ook hier al, onder mijn dak! Jongen, wil jij wel eens als de bliksemse sodemieter maken dat je boven in je bed komt met je gore, klamme tengels. En mijn dochter voortaan van d'r lijf blijven!’ Ik stond daar, enigszins bedremmeld, maar ook lichtelijk verbaasd over zijn ongewoon taalgebruik. Ik raapte het gevallen tijdschrift op, keek Fokje met beschaamde kaken aan en hoorde haar zeggen: ‘Pa, gedraag je - het was een klein misverstandje tussen jouw neef en je dochter. Ik had dat eerder uit de weg kunnen en moeten ruimen (ze sprak van de schrik ditmaal niet haar vaderpijnigend stads-dialekt, wat het nog plechtiger maakte dan het al was). Dat heb ik jammer genoeg net niet gedaan. Als je hem straft, moet je mij ook op water en brood zetten. Ik had hem deze vernedering moeten besparen. Sorry. Ik was er even niet helemaal bij, en hij net even te veel.’ Pa de Boer had nauwelijks terug van haar even welgekozen als doeltreffende woordenvloed. Ik had - toen - geen woord om m'n bewondering voor dat zestienjarig kind uit te drukken, maar ze was gewoon wat je in 't Engels ‘great’ noemt. Bewonderenswaardig. Fantastisch. Ik moest volstaan met een blik van | |
[pagina 143]
| |
dankbare hond in haar richting, naar haar nu weer in norsheid en trots teruggetrokken gezicht met de donkere vuurspuwende ogen, en sloop vernederd weg, naar mijn nest, daarboven. Zonder thee. In mijn verslagenheid dacht ik aan jou: ben ik dan tòch erfelijk besmet met jouw beroemde en veel misbruikte sensualiteit, met je reputatie van publieke lust-vrouw? Maar ik dacht ook even aan Dappertje, die zo'n kwajongensstreek à la puberteit niet aan me verdiend had. | |
4.Dat alles geschiedde op een donderdagavond tussen negen en half tien. Op de dag daarna - oom Bram had tijdens het ontbijt en de lunch in alle talen gezwegen, bovenal tegen mij - kwam dat incident tussen hem en Dappertje. Ik zie het voor m'n ogen gebeuren wat Janneke me later verteld heeft: eerst dat incidentje met een jongen uit de derde klas, die iets niet wou wat zij wèl wou. Enige herrie in de klas met moeite onderdrukt, waarbij ook mijn naam genoemd, althans op mijn persoon gezinspeeld werd, naar ze meende. Toen 's middags zij, tot ergernis van Bram Sekuur, te laat op school, wegens verkeersperikelen, maar dat wist Bram niet en hij had ook niet het geduld om naar de reden te vragen. Te laat is te laat en daarmee heb je als leerkracht (oom Bram spreekt graag van ‘leerkrachten’) geen beste beurt gemaakt. Door dat alles Dappertje nog meer in de pokkezenuwen, op de grens van wat een buitenstaander voor het begin van een overspanning zou aanzien. En toen nog weer problemen in een eerste klas, die bij een improvisatie over, nota bene, de verhouding tussen de USSR en de firma Nederland B.V. (een eerste klas, zij durft pedagogisch heel wat aan!) grandioos uit de klauw liep. En toen Bram met z'n op onheilspellende toon uitgesproken verklaring dat hij Thompie plechtig wenste te verwelkomen en daarvoor door de Nederlandse lerares uitgezochte bloemetjes nodig had. De kolere die de aanstaande machtsovernemer werd toegewenst, had de deur | |
[pagina 144]
| |
dichtgedaan. Ik zie het voor me, nog dramatischer dan het al was: oom Bram vóór haar Mini'tje, zij als een razende op het gaspedaal trappend en Bram in paniek opzij springend en het vege lijf reddend. En toen de uitbrander die ik kreeg waar tante Jet en Fokje bij waren. Ik als stichter van seksueel onheil, nu ook in het hart van die meid, naar uit allerlei inside information en roddels overtuigend was gebleken. Het was misschien van hem meer een wraakoefening voor dat met Fokje de avond tevoren, dan dat al die achterklap op waarheid berustte, ik bedoel, dat die achterklap zelf er misschien wel geweest is, vrij zeker zelfs. Maar waarop berustend? Ik heb daar niet meer naar gevraagd, maar me bij het aanstaande onvermijdelijke neergelegd: de bestelwagen van ‘heit Aukema’ voor de ingang van Janneke's flat. Het onmogelijke was geschied, afscheid werd er nauwelijks genomen, al zoemde de melodie van ‘Die Sonne scheidet hinter dem Gebirge, In alle Täler steigt der Abend nieder’ voortdurend door mijn hoofd. Onder ijzig stilzwijgen pakte ik m'n boeltje in, het schone deel van de was inbegrepen, mijn boeken in een tas, een paar pakjes, eigenlijk belachelijk weinig voor zo'n Volkswagenbusje (dat overigens van het merk Mercedes bleek te zijn). Een lullig hoopje, dat vond ook Auke toen hij het zag en opmerkte dat een dubbele fietstas ook voldoende was geweest. We moesten er heel hard om lachen. Der Abschied was koel. Ik mompelde een dankwoord, kuste Fokje op haar geblankette wang en zei: ‘Ik kom nog wel 's langs.’ Ze zullen na m'n vertrek met Ma gebeld hebben, in huize Thomson. Wat zich daar heeft afgespeeld mocht ik voorlopig naar blijven raden. Het busje koerste namelijk niet naar de sjieke Thorbeckelaan, maar naar het flatgebouw van Janneke aan het Dondersplein. De drieste sprong was gedaan op die zondagmiddag. En terwijl het Concertgebouworkest onder mijn vaders vriend Haitink niets minder dan een symfonie van die steeds weer mijn pad kruisende Mahler vertolkte, waar Janneke, na een telefoni- | |
[pagina 145]
| |
sche tip van die Friesschrijvende Mahler-gek, ‘andächtig’, dat wil zeggen: in diepe vroomheid verzonken, naar luisterde, dronken Auke en ik van haar thee, rookte Auke van haar niet meer zò verse sigaretten, en kwam er ook nog een klein glaasje rode wijn ter tafel, die ze speciaal had klaargezet. Auke kon z'n 'wille' niet op. Hij heeft helemaal de dood gezien aan oom Bram, die hem, volgens zijn zeggen, er het afgelopen jaar had bijgelapt op het eindexamen. Auke ruikt lijfelijk sterk naar de boerderij, maar het is een fidele vent. En hij kreeg voor al z'n bemoeiingen een spontane zoen van Janneke, toen hij dan op vertrekken stond - een zoen die hij onhandig en ontaktisch genoeg direkt weer met z'n hand wegveegde, waar hij zich prompt weer zeer boerelullig, maar ook intens oprecht voor schaamde. En om het weer goed te maken klampte hij Dappertje (eindelijk ‘mijn Dappertje’, dacht ik in euforische overmoed) in zijn onbehouwen armen en gaf haar bij de deur toch nog een zoen die luid klonk in de vestibule. Daar zaten we, bij de slotmaten van Mahlers zesde of zevende. Het werd daarna heel stil (applaus weggedraaid). Alleen de klok bleef heer en meester. |
|