De frou yn 'e flesse
(1988)–Anne Wadman– Auteursrechtelijk beschermdRoman fan Janneke en Jip
[pagina 130]
| |
3.Is Thompie gek geworden? vroeg ik me af. En: Wat in Jezusnaam moet ik met zo'n vader? En: Wat zie jij in die knakker? Binnen de kortste keren wordt dat doffe ellende. Kommer en kwel. Het ouwe lied. Met al die andere, ook overwegend gekke minnaars werd het nooit iets. Moet nu ook deze in de grond wel goede en achtenswaardige man door het slijk gesleurd en aan jouw gruwelijkheden prijsgegeven worden? Het is toch te dol om over te praten. En in godsnaam, wat is er met Janneke aan de hand? Ze was en bleef lief voor me, ook toen die man eenkeer onder de striemende zweep van haar woorden het veld geruimd had. Maar ze was nerveus, het was alsof er onder haar oppervlakte de nagloei van drift en jaloezie woelde. Hield ze nou tòch van die man, die zij eerst en die haar nù de pas had afgesneden? Of heeft ze mij als tussendoortje willen gebruiken, als middel om hem nog een beetje gekker te maken? Dan heeft ze verkeerd gegokt. Maar verdomme, ze heeft hem toch zelf op het spek gebonden, met die expresse-brief en mijn onterechte groeten aan jou. Jezus, wat is dat voor een gek mens? Het werd een trieste avond, ik ben ook niet lang gebleven. We konden na al die emoties die nog in de kamer leken te hangen, de goede toon niet vinden. De gedachte dat jij, mijn moeder, nou ja, degene die mij gebaard heeft, nu op nog geen drie kilometer van me af woont, benauwt me ook een beetje. Moet ik je gaan opzoeken? Jou, de bijzit van doktor Thomson? Zal Bram voor mij de link leggen met zijn onmogelijke ex-schoonzuster? Laten ze me met z'n allen met rust laten, ik heb geen behoefte aan al die verzoeningen en verklaringen en duistere manipulaties. ‘Ik heb hier nog een oefening voor je,’ zei Janneke voor ik opstapte. | |
[pagina 131]
| |
‘Je oefeningen kunnen me gestolen worden,’ zei ik. ‘Zo moeten we niet, jongen. Als die Tommy gek gaat doen, hoeven wij ons niet te laten meeslepen? Zo erg is het allemaal tenslotte ook weer niet. Hij zal zijn dwaling gauw genoeg inzien. En anders maar niet. Ik heb het zelf een beetje in die richting gestuurd, toegegeven, niet helemaal moreel, maar wat wil je? Een mens is soms ten prooi aan wonderlijke opstijgingen.’ Ik weet niet goed hoe ik dat woord ‘opstiegings’ in het Nederlands moet weergeven: ‘opwellingen’ is te zwak. ‘Dat geldt voor ons allemaal,’ zei ze nog. ‘Wie weet wordt je moeder nog heel gelukkig met haar doktor C.A. Thomson.’ Zo zij het, maar de oon verried haar. Ik had behoorlijk de pest in en ben onderweg naar huis een flink eind gaan hollen, tot ik hijgde, want de griep is nog niet helemaal weg uit mijn leden. | |
4.Toen ik thuis kwam, nog nahijgend van de nobele jog-sport, zat ome Bram met een nors gezicht en een fles whisky voor zich naar ‘Den Haag Vandaag’ te kijken en las tante Jet een Iris Murdoch, met een woordenboek bij de hand. Ministers en kamerleden dartelden over het beeldscherm. ‘Ik heb gehoord dat Thompie weer in het land is,’ zei ik. ‘Ja, die begint aanstaande maandag weer,’ zei tante Jet, met een voor mij veelbetekenende blik in mijn richting. Een blik van: niet verder daarover. Ik snapte het: oom Brams kortstondig koningschapje is, voorlopig althans, ten val gebracht. Hij is alweer nummer twee in de hiërarchie, de onderbaas. En nu alleen maar hopen dat de sollicitatieprocedure - de oproep had al vòòr een week of zes in 's lands kranten gestaan - voor hem een gunstig verloop heeft. Voor hem. Voor de school - dat is een andere vraag. Hij zal het wel ooit een beetje leren, maar een Thompie wordt-ie niet. Nooit. En al heeft die Thompie zich nu van zijn allergekste kant laten zien door met jou aan te pappen, ik blijf het een beste man vinden, en hoop maar dat hij jou kan | |
[pagina 132]
| |
temmen en je een beetje het geestelijk evenwicht kan geven dat je nooit gehad hebt. Als er iemand is die het kan, is hij het. Wie een school kan temmen moet het ook een uit het lood geslagen vrouw van vijfenveertig kunnen. Haar in gezonde banen kunnen leiden. Naar de veilige haven van de ouwere dag. Tenzij de ziekte ongeneeslijk is en dan wordt die Thompie, door zijn eigen schade en schande, uiteindelijk de dupe. Afwachten maar en hopen. Ik kan me een slechtere tweede vader indenken. Maar wat je nabije aanwezigheid voor consequenties heeft, kan ik nog niet goed overzien. En ook in m'n relatie met Janneke zit veel onduidelijkheid, ik moet me geen illusies maken. Maar die heb ik ook eigenlijk nooit gehad. Vriendschap en geilheid, maar niet wat daar tussenin zit, zo ongeveer hebben we het besproken. Basis wankel genoeg. Alleen is het natuurlijk zo, dat ik meer kansen heb dan zij. En als ik zoiets zeg, ben ik natuurlijk weer heel sexistisch bezig. Want kan een vrouw alleen maar gelukkig zijn met een man aan haar zijde? Dat kan toch niet beslissend zijn voor je waarde als mens? Neem nou tante Jet - wat heeft die méér dan Janneke heeft, of liever: wat is ze meer? Ze hééft natuurlijk een man (en wàt voor één! ) en kinderen en een eigen huis, aanzien en maatschappelijke geborgenheid. Maar is zij daardoor méér dan Janneke? En dan denk ik niet aan het feit dat die een naam heeft als schrijfster. Dat is iets wat je hebt, maar niet wat je bent. Ze vindt het zelf wel leuk, maar toch geen uitzonderlijke gave, geen reden tot zelfverheffing, heeft ze me eens gezegd, toen ik weer over mijn eigen toekomst als schrijver begon. Ze is op een gezonde manier pretentieloos, al zit er ontiegelijk veel grilligheid en een beetje hekserij in haar bloed. Van tante Jet weet ik dat nog zo net niet. Ik heb het sterke vermoeden dat die er naar hunkert zich aan de karrière van haar man op te trekken. Rektorsvrouw - op dezelfde hoogte bijna als de hoogleraarsvrouw, al is dìe Stoel voor de bescheiden geleerde Bram de Boer niet weggelegd -, de gelijke van de vrouw van de gynaekoloog, de vrouw van de gemeente-sekretaris, de vrouw van de dierenarts, | |
[pagina 133]
| |
de vrouw van de fabrieksdirekteur, als ze die vrouwen ontmoet op de bijzondere avonden, tweemaal in het jaar, dat vrouwen welkom zijn bij de mannen-serviceklub waar oom Bram lid van is. Janneke is nergens lid van, ik geloof alleen van de D'66 of de PSP (maar erg kritisch dan, dat wel) en niet eens van die Friese schrijversklub, waar ze van die opgeblazen weekenden houden met lezen-uit-eigen-werk, in een jeugdherberg met een jeneverkelder nota bene - en gewichtig babbelen over ‘de’ literatuur, ‘de’ literaire kritiek, ‘de’ roman, ‘de’ poëzie enzovoort, en waar volgens haar een stel leuke vrouwen en een groter stel malloten van mannen lid van zijn. Ik vergiste me: Janneke is lid van de Kulturele Raad van de Gemeente en doet een heleboel voor het ‘stedelijk kultuurleven’: filmklub, dans, toneel, kabaret. Maar ze doet dat alles zonder ophef en zal er nooit een lintje aan overhouden. Terug naar af: ‘wat er tussenin zit’ - wàt zit er tussenin? Het samenleven, het samenwonen, het samenslapen, het gedurig elkaar voor de voeten lopen, het op elkaars lip zitten. Ik moet er niet aan denken. |
|