Maar nu is ze helemaal niet opgewekt.
Hulpeloos staart ze naar de hond en mompelt steeds: Stakker... wat een toestand.... wat een toestand...’
Het scheelt niet veel of de jongens krijgen er ook tranen van in de ogen. Ze hebben ook zo met het arme vrouwtje te doen.
Maar dan krijgt Rob ineens een prachtig idee. Het is net of hij plotseling een schokje in zijn hoofd voelt. Hij schreeuwt het bijna uit.
‘Vader, zullen wij vrouwtje Groen helpen? Ik weet hoe we dat moeten doen! Ja, ik weet het... ik weet het!’
Rob danst van zijn ene been op het andere. Zo verheugd is hij op zo'n goede gedachte te zijn gekomen.
‘Hoe dan, Rob?’ vragen het A.B.C. en Karel in koor. ‘Toe, zeg het ons gauw!’
Want helpen willen ze. Graag zelfs.
Rob geeft niet dadelijk antwoord. Hij vindt het wel leuk zijn vriendjes even in spanning te laten. Hij kijkt vader aan. Die glimlacht en knipoogt tegen Rob. Ja, vader heeft al in de gaten wat zijn zoon van plan is.
Dan gluurt Rob nog even naar vrouwtje Groen. Ook die staat vol verwachting naar hem te kijken. Ze droogt vlug haar tranen met een punt van haar schort.
‘Zou dat mogelijk zijn?’ denkt ze. ‘Zou die kleine jongen me heus kunnen helpen?’
Robs gezicht straalt zo van ingehouden blijdschap, dat ze weer hoop begint te krijgen.
‘Nou, Rob,’ dringt Chris ongeduldig aan, ‘krij-