| |
| |
| |
Het sleutelbeen van Napoléon
Intro
Vroeger gezien: Dôme des Invalides
Verminkt door puberteit, opvoeding
Ontroerd door het graf van Napoléon
en glazen Parijse wijn, dacht ik
Aan de Geschiedenis der Vaderen, waar
ik gevoel voor had en geen onderscheid
Nu de jaren geteld zijn, de geboorte-
grond van Hem onder de voeten en hij
een schrompelende rimpel, dichterbij,
Speur ik tussen wijngaarden en maquis
Tussen gastarbeiders en toeristen
Kurkeiken en zandkorrels op het strand
Naar een teken, een gebaar van zijn hand.
| |
| |
2
Was Hij niet Vader Zoveel
knedend de tepel van zijn borst
wanneer het vrouwelijke hem kwelde?
Was hij het niet, voordat
het kaartspel werd getrokken, verdeeld
Was zij het niet, geurend
naar huid en zweet in een omhelzing
van jeugd en scherpe zon?
Was zij het, die verdween
| |
| |
3
een beeld van rampspoed in de huizen
het hoofd een weinig opgeheven
Minutenlang bleef hij zo staan
Toen zijn we claxonnerend weggereden.
| |
| |
4
Kobalt wachtend in het ochtendgloren
Kromp de schedel in elkaar
Sloeg het einde wetend in zijn zinnen
Flitsend schreed de dood nabij
Nacht en rust werden verdreven
dat warm nog, wilde leven.
| |
| |
5
‘Een knobbel onder de kin, bij het scheren’
Het laatste daglicht schijnt naar binnen
Rust tussen baard en borst
uit de kuil boven het sleutelbeen.
| |
| |
6
Berezina licht het op de neonband
Een ontheemde Algerijn zwaait met zijn hand
- mijn kinderen zwaaien terug -
Een bruine fez, een tuinslang:
economie en vruchtbaarheid
En in langzame woorden leg ik uit:
Berezina, mompel ik tussendoor
| |
| |
7
Zij, die niet wilde weten
Koesterde het sleutelbeen
| |
| |
| |
| |
9
Een vaag en traag kloppen
drong door het hoofd naar binnen
Door zon en hitte getekend
stapte hij uit, mompelde taal
Uit de zwarte plooien van
haar hoofddoek plooide zich
haar armen bewogen de schaduw
Met een enkele streek van de vinger
verscheen de naam napoléon
Terwijl ik knikte, trokken
haar lippen samen, trilden
| |
| |
10
Uit een linnen zakje werd
De handpalm werd bestreken
Toen spreidden haar handen
Driemaal werd geblazen, langzaam
De droge wallen vulden zich met tranen
Een jammerklacht trok zich samen
Een zoon zag zijn vader, dood,
| |
| |
11
De kinderen schrijven kaart na kaart
Hun leven duurt nog eeuwen
Zij wensen beterschap en geeuwen
Als hun adem echter slaapt
treedt zij naar binnen en wil
opnieuw haar verhaal beginnen
Ik wijs van rib naar sleutelbeen
mompel: de Vaders moeten heen
Zij knikt en staart mij zwijgzaam
aan, geen haan die kraait,
| |
| |
12
Van hem wordt niets vernomen
de kurkeiken staan oud en stram
sinaasappels hangen zwaar in de bomen
Het zal nog wel wat maanden duren
voor het dichtgroeit naar de dood
De knobbel boven het sleutelbeen
schuift langzaam over Napoléon heen.
|
|