| |
| |
| |
| |
| |
| |
Manuel Kneepkens
Manuel Kneepkens werd in 1942 in Heerlen geboren. Hij studeerde rechten in Leiden. Tijdens zijn studie gaf hij in eigen beheer de gedichtenbundel Mallodia uit (1963).
In de jaren '60 werd hij ook politiek actief. Zo was hij mede-organisator van de eerste Nederlandse teach-in over de oorlogsvoering in Vietnam. Verder was hij mede-oprichter van de Coornhert-Liga, de vereniging die streeft naar strafrechthervorming, waarvan hij later een aantal jaren voorzitter zou zijn.
In 1976 debuteerde Manuel Kneepkens met de gedichtenbundel Tuin van eetlust (De Bezige Bij, Amsterdam). In 1980 verscheen van zijn hand de bloemlezing Schrijvers tegen apartheid en in 1982 publiceerde hij een nieuwe gedichtenbundel: Oorlogsprins.
Naast zijn literaire publicaties heeft Manuel Kneepkens ook een aantal juridische publicaties op zijn naam staan, o.a. Welzijn en justitie (1975), Tegennota gevangeniswezen (1976) en De nadagen van de monarchie.
Hoewel flapteksten dikwijls in overdreven bewoordingen de schrijver en zijn werk aanprijzen, moet gezegd worden, dat het volgende citaat, ontleend aan Kneepkens debuutbundel Tuin van eetlust, hem zeer raak typeert: ‘De gedichten van Manuel Kneepkens zijn beeldend en uitbundig; dichterlijk- | |
| |
heid en verstaanbaarheid gaan hand in hand. Treffend geobserveerde herinneringsbeelden wisselen af met uit de realiteit gepuurde, traceerbare elementen. Vitale en aanstekelijke poëzie’.
Manuel Kneepkens is echter ook een uitbundig prater, die over de relatie poëzie en politiek het volgende stelt: ‘Ik beschouw me niet als een dichter in de enge zin des woords, een dichter dus die alleen maar gedichten schrijft. Ik beschouw me als een politiek persoon, een dichter in een politieke eeuw.’
| |
| |
Als dichter haal je nog steeds materiaal uit je verleden in de Mijnstreek.
Mijn hele verleden speelt in mijn poëzie een belangrijke rol, maar je hebt gelijk wat betreft de Mijnstreek, waar ik ben opgegroeid. Ja die mijndorpen, die verdwenen cultuur van zo'n Limburgs dorp waar ik ben opgegroeid...
Mijn vader was de mijningenieur van de staatsmijn Wilhelmina in Terwinselen. (‘D'r staat’, ‘de staat’ noemden de kompels die mijn). Het dorp, een typisch industrie-dorp qua vorm, was naar inhoud een haast middeleeuwse twee-eenheid van ‘Kerk en Staat’.
In je bundel Tuin van eetlust beschrijf je de Winselerstraat als ‘een zwart ghetto’ waar rauwe jongens je tegenhielden, je knikkers stalen....
Juist door het opgroeien in een mijndorp heb ik andere omstandigheden leren kennen. Er waren wijken, waar ik snel doorheen liep, zo'n specifieke wijk van de echt ‘a-socialen’, daar was ik heel erg vervreemd van. Dat beschrijf ik ook in het gedicht ‘Terwinselerstraat’. Je werd voor die mensen gewaarschuwd, door de kapelaan o.a., die vertelde dat het allemaal communisten waren, die een portret van Stalin aan de muur hadden. Maar als de processie langs trok, stond daar evengoed een Heilig Hartbeeld voor het raam en brandden er kaarsen. Het waren sociaal-zwakkeren, die ongetwijfeld communistisch stemden, maar niet uit overtuiging, meer uit machteloosheid.
Je bent jurist geworden en sinds 1963 publiceer je - soms met grote tussenpozen - gedichten. Hoe verhoudt zich nu de jurist Kneepkens tot de dichter Kneepkens?
Ik heb mezelf weleens spottend omschreven als ‘Dr. Jekyll and mr. Hyde’. Wanneer ik mezelf puur bekijk, voel ik me een dichter maar ik heb een verstandshuwelijk gesloten met het recht. Ik heb rechten gestudeerd om, met dat recht als instrument, veranderingen in onze samenleving tot stand te brengen. Een dichter kan heel goede dingen schrijven, mensen motiveren, maar practische problemen los je met de poëzie niet op en met ‘recht’ misschien wel.
| |
| |
Er zitten natuurlijk ook nadelen aan zo'n ‘verstandshuwelijk’.
De ‘rechtenwereld’ kost natuurlijk veel tijd en omdat je als jurist ook alternatief bezig bent, doen veel mensen een beroep op je, die dat nooit en te nimmer bij een ‘gewone jurist’ zouden doen.
Dus van mijn eigenlijke taak in deze wereld: het schrijven van gedichten, daar komt door puur energie-gebrek vaak veel te weinig van terecht.
Maar ‘verstandshuwelijk’ is misschien te cynisch uitgedrukt. Langzaam maar zeker durf ik ook meer verbeelding in mijn wetenschappelijk werk te brengen. Goed wetenschappelijk werk is in de grond niets anders dan poëzie. Een geslaagde synthese van verbeelding en rationaliteit. De verhouding van de componenten ligt natuurlijk anders. Wetenschap is, in het algemeen, meer ‘ratio’, poëzie meer ‘verbeelding’.
Hoe ben jij ‘alternatief’ begonnen?
Het is begonnen met de oprichting van de Coornhert-Liga in de jaren '60, waar ik zeer nauw bij betrokken was. De Coornhert-Liga werd opgericht vanuit een grote kritiek op het strafrechtapparaat, dat op zeer overtrokken wijze op de Provo-gebeurtenissen reageerde. Het meisje Koosje Koster deelde toen krenten uit. De politie sloeg haar volledig in elkaar. En dat vond ik vreemd. Dan kom je tot de ontdekking, dat het hele politie-apparaat en justitie enorm onderdrukkend zijn. Het is een volledig losgeslagen apparaat dat uiterst reactionair is, èn de mensen begrijpen niet, hoezeer het ons allen - vooral ook psychisch - onderdrukt. Menselijke ontplooiïng is niet mogelijk zonder volledige omvorming van de idee van misdaad en straf.
Bepaalde geledingen van onze samenleving die anders zijn en waar we niet mee weten om te gaan - dat geldt voor Molukkers tot en met brandkastenkrakers, kortom alles wat afwijkt - worden onderdrukt en vertaald in misdaad. In Nederland zit het juridische apparaat vlak naast de reactie en de reactie zit vlak naast het fascisme. Dat zijn deuren die maar open hoeven te gaan. En dat ze niet open gaan komt, omdat de juristen zich netter voelen dan wat in Nederland fascist heet.
Helaas, Nederlandse juristen zijn niet, wat ze zelf denken, ‘de vertalers van de idee van de rechtvaardigheid in de dagelijkse
| |
| |
werkelijkheid’, maar ‘nationaaljuristen’. Er loopt een rechte lijn van Mussert naar van Agt. Vergelijk b.v. eens hun taalgebruik.
Jij hebt een merkwaardige relatie tot het fascisme.
Het fascisme is in Europa in 1945 slechts aan de oppervlakte verslagen. Ondergronds is het - als de wortelstok van een brandnetel - volledig intact. De aanbidding van het geweld en de staat is gebleven. Sterker, het technisch en bureaucratisch geweld heeft een omvang aangenomen die zijn weerga in de geschiedenis van de mensen niet kent. Het kleine geweld, het geweld in gezin, huwelijk, straat, stad, is eveneens allerminst afgenomen. Daar kan ik niet om heen. Noch als wetenschapper, noch als dichter. Maar er is meer. In mijn poging om de rechtswetenschap weer zijn oorspronkelijke status van vredeswetenschap terug te geven, voel ik mij in hoge mate geïnspireerd door de ideeën van de sociaal-anarchiste Dr. Clara Meyer-Wichmann (1885-1922).
Het was een hele schok voor mij te ontdekken, dat de bohémien en kunstenaar Erich Wichmann - die het (Mussolini -) fascisme in Nederland introduceerde - haar broer was.
Sindsdien ben ik ook bezig met een studie over Erich Wichmann, een van Nederlands eerste fascisten. Ik wil via hem achterhalen waarom iemand, die in de jaren '20 in een zekere situatie verkeerde, voor het fascisme koos. Iets wat ik natuurlijk en met nadruk niet doe, op geen enkel punt.
En ik houd me ook bezig met de vraag, waarom het fascisme - dat geldt ook voor het kapitalisme - zo'n succes heeft gehad. Ik denk dat dit komt, omdat het appelleert aan de diepere, zwartere gevoelens in de mens. Wij zijn nl. vergeten, dat we als mens een zeer lange biologische ontwikkeling hebben doorgemaakt. Om het globaal te zeggen: we komen uit de zee als vissen en reptielen, gaan de bomen in als apen en daarna de vlakten op als wolven en nu dan naar de sterren. Maar onze blik wordt gekleurd door onze voorvaderen, zij kijken altijd met ons mee. Dat wil niet zeggen dat de evolutie ons bepaalt. Mensen zijn géén dieren; mensen bezitten bewustzijn. Zij zijn zichzelf bewust. De mens wordt in de eerste plaats bepaald door zijn vermogen tot bewustzijn.
Poëzie helpt hen daarbij. Veel poëzie is het product van borin- | |
| |
gen in vergeten bewustzijnslagen. Dat geeft een grote politieke betekenis aan poëzie. Immers de bewuste mens is niet langer manipuleerbaar.
Dit verklaart voor mij nog niet, waarom je in je tweede bundel - Oorlogsprins - vrij ver gaat in je benadering van het begrip fascisme.
De bundel gaat terug tot in de jaren '30. En je moet niet vergeten, dat het allereerste wat bij een dichter opborrelt, komt uit zijn diepste diepten. En ik zeg nogmaals, dat is die hele geschiedenis, die zelfs voorbij gaat aan de mensheid en daarom in wezen een stuk dierlijke geschiedenis is, waar ik het fascisme historisch mee verbonden zie. Fascisme grijpt terug op hele dierlijke instincten: een leider op de bavianenrots en wij volgen hem blindelings, want hij is onze baviaan, hij kan doen en laten wat hij wil, èn natuurlijk maakt hij fouten èn dat weten we verstandelijk ook wel, ‘aber er ist unserer Führer’. Dat is de kern van de zaak waar wij al eeuwen tegen strijden.
En de democratie?
De democratie is een cultuurverschijnsel, dat is een hele dunne laag over ons heen. Parlementaire democratie is natuurlijk daar maar een schijntje van. Het gaat ons tenslotte om een volledige participatie van mensen in hun eigen situatie, om de democratie in de bedrijven, overal. We zien hoe moeilijk dat is, want dat eist een beschavingsniveau. Maar in wezen komt dat diepere dier steeds boven. En vooral op het moment dat je het ontkent, komt het des te sterker op.
Ik kom terug op de parlementaire democratie zoals wij die kennen...
De parlementaire democratie is aan uitbouw toe. Het parlement is een belangrijke cultureel-democratische verworvenheid, maar ik denk dat het belangrijker is, dat je in bedrijven een goed-werkende ondernemingsraad hebt, dat je op scholen een goedwerkende schoolraad hebt. Dat het kortom aan de basis klopt! En natuurlijk, het parlement moet er ook zijn, maar het is in het alfabet eigenlijk nr. 26 van de democratie.
Het parlement zou b.v. zeer in mijn achting stijgen als het het parlementair-enquêterecht zou durven hanteren en de ‘Wa- | |
| |
tergates’ in onze samenleving zou durven onderzoeken, op de wijze waarop de Watergate-commissie in Amerika het echte Watergate durfde aan te pakken. Maar daar is het Nederlandse parlement te suf voor.
Manuel Kneepkens is een anarchist?
(twijfelend) ...Ja...ja, ik denk dat je uiteindelijk tegenover het woord slavernij, vrijheid zet. En in het anarchisme herken ik iets van de bevrijding.
Ik vind het humane anarchisme van Clara Meyer-Wichmann en Bart de Ligt buitengewoon inspirerend. Juist door zijn idee van geweldloze weerbaarheid. Tegelijkertijd de psychische èn de samenlevingsstructuur van geweld aanpakken... Dat is de enige juiste aanpak.
In hoeverre voel jij jezelf een autoriteit?
Ik heb ontdekt, dat ik mensen kan beïnvloeden. Tot mijn verbazing, iedere keer weer, weet ik dat ik mensen charismatisch kan benaderen, dat ik ze, tijdelijk, verder kan brengen.
In mijn jeugd heb ik een evangelist bezig gezien, die mensen uit hun invalide-stoeltjes bad. Deze mensen kwamen dan wankelend het podium op en dat fascineerde mij enorm. En als die evangelist dan vertrokken was, bleef ik achter. Dan zag ik dat die mensen er drie kwartier over deden om terug in hun stoelen te komen. Maar de evangelist had ze eruit geluld, dat was zeker, maar hij kon die mensen er niet uit houden. Deze vorm van charisme heb ik ook. Ik kan mensen (studenten, gedetineerden) uit hun lullige positie lullen, ik kan ze eruit brengen, maar ik kan ze er niet uit houden, dat moeten ze zelf doen.
Terugkomend op je gedichten. Je zou eigenlijk best een soort Society-Dichter kunnen zijn, want alles wat glittert en schittert gebruik jij in je poëzie.
Ik word aangetrokken door de illusie, het valse broertje tenslotte van de droom, de utopie, de satorie en ik denk, dat als er een hofdichter had moeten zijn, dat ik dat zou moeten zijn. Maar dat is tegelijkertijd mijn verzet, die weg nl. heb ik uitdrukkelijk afgesneden, want ik ben een fel tegenstander van de monarchie.
| |
| |
Je schrijft nogal beeldend, barok, overdadig en vitaal.
Goed. Een term als vitaal slaat regelrecht op een dichter als Marsman terug, die dezelfde problematiek als die van mij ooit al eens heeft doorgemaakt. Ik sta in een traditie, die niet zozeer op de dichtersgeneratie van ‘Vijftig’ stoelt, maar die teruggaat naar het conflict in de jaren '20 en '30. Dat beschouw ik blijkbaar als mijn conflict. Daarom gaat mijn bundel Oorlogsprins explicieter over dit soort zaken. Het wordt mij natuurlijk steeds duidelijker waar ik mee bezig ben.
Wat is dat dan precies?
Het gaat vooral over de keuze-mogelijkheid van de mens tussen een autoritair systeem, dat blijkbaar in hem verkankerd zit, en een democratisch systeem. En de verkankering in mijzelf is dat autoritaire systeem. Het zou voor mij gemakkelijk zijn, oppervlakkig bezien, om binnen het autoritaire systeem te triomferen want daar ben ik voor opgevoed, als gymnasiast en jurist in Leiden.
Maar er is dat andere meer onderdrukte systeem in mij, het democratische systeem: het erkennen van de medemens, het zien van b.v. wie Salvador Allende was.
Verstandelijk en gevoelsmatig kies ik voor de democratie en vooral de democratiseringsprocessen, maar terwijl ik dat doe, steekt die andere voortdurend zijn kop op.
En je poëzie?
Ik denk dat de kern van mijn poëzie een soort zelfreiniging is. Ik ga in bad... Iedere keer opnieuw.
Om naar de bron terug te keren: Zou je nog ooit terug willen naar Zuid-Limburg?
Ik beschouw Zuid-Limburg als een museum, het museum van mijn jeugd. Op dat punt lijk ik misschien op Maarten 't Hart, die zich ergert aan zijn geboorteplaats Maassluis, omdat daar bepaalde zaken veranderd zijn tijdens zijn afwezigheid. Daarom: Limburg moet Limburg blijven, want dit land is voor mijn gevoel al teveel veranderd en niet in de gunstige zin.
Dat is een conservatieve opvatting...
Ach, dat is in laatste instantie voor een anarchist niet zo'n
| |
| |
gekke gedachte, omdat de anarchistische gedachte weleens heel conservatief zou kunnen zijn nl. in die zin, dat de mens oorspronkelijk moet blijven. Nou, is dat geen conservatieve gedachte na al die eeuwen van ‘zogenaamde’ beschaving? (lacht...)
| |
| |
| |
Tuin van eetlust
Op koele zomeravonden als de familie smakkend tot zich nam
groene haring, gevolgd door slierasperges in botersaus
biefstuk, salade, pommes frites, en toe
aardbeien, slagroom, mocca en vanille
dan deinden zij, de tantes, als pioenrozen, als zwaargassige
ballonnen op hun stoel, op de golfslag van hun lacherigheid
in alle malse borsten koerde hoorbaar Wagner
zo dronken ze wijn na wijn
tot elk hoofd paus pius twaalf leek in het Heilig Jaar
tenslotte nam dan oom na oom, stomdronken afscheid
en van elke tante wiegde het romig achterwerk weg
alleen de nacht bleef over, die hele oude dame
die pauwblauwe waaier voor de eenzame glimlach
god van de vlinders, dan sliep je!
de ramen open, kostbare dromen ten prooi
Manuel Kneepkens
(Uit: Tuin van Eetlust, uitg. De Bezige Bij, Amsterdam 1976.)
| |
| |
| |
Witte jaren
Hoe bereklauw groeide tot in het Walhalla
Duitsland, Duitsland in de verte
en Aken verwoest, en tanks bronsgroen
later op school bij de Hellenen
en door hun dichters gekust, & Nausicaä, hun dochter
Zag vanaf het strand v. Thessaloniki buitelen
de dolfijnen, de Vrolijke Broers vd mensen
Hoorde de nachtegaal onder de thijm vd Provence
En de Dood vd Bouwvakker & de barricaden, de discussies
het Odeon... Toen de droeve lange mars. Terug
& Vriendschap gekend, de dronkenmakende. En Vriendinnen
koperblond & vruchtbaar. Daarvan de liefste gehuwd
en nu twee kinderen Laurel &
Hardy. Houden van slagroomtaart. Ach, net als ik
En wakker, plotseling, weer in de winter vd Mijnstreek
Uitzicht op de steenberg/wit van sneeuw
Manuel Kneepkens
(Uit: Oorlogsprins, uitg. De Bezige Bij, Amsterdam 1982.)
|
|