Verzen (onder ps. Una ex Vocibus)(1900)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] XXXIII. Overgave Ik geef mij geheel aan U over, Mijn leven, mijn toekomst, mijn lot. Met rustig blijmoedig gelooven, O Jezus, mijn Heiland en God! Ik denk niet, ik vraag, redeneer niet, Omdat ik het toch niet versta; Ik voel, dat Uw oog op mij neerziet, Mij volgende, waarheen ik ga. Ik voel, dat de Heer aan mijn zij gaat Met vriendlijk vertroostend gezicht, En als Zijne liefde mij bijstaat, Dan valt ook het moeilijkste licht Ik denk aan die velen die treuren, Aan pijn en aan misdaad en kwaad, [pagina 63] [p. 63] Dat de Almacht ziet gebeuren, En dat Hij gebeuren laat, En ik weet, dat dat slechte niet slecht is, Maar 's Heeren wijs beleid, En het schijnbare onrecht recht is, Dat naar Gods einddoel leidt! Soms scheen het geloof niets te wezen, Dan dwaasheid en hoop zonder grond: Maar wat was een wereld als deze, Zoo ze slechts om zichzelve bestond? Indien die vreeze wáár waar, Die wereld zonder God, Bleef even onverklaarbaar: Een doellooze gril van het lot! Dit antwoord heb ik gevonden, Toen ik vroeg naar het doel van het kwaad: ‘De mensch kan niet doorgronden, Wat enkel God verstaat.’ Dus geef ik mij Heer aan U over, Ik vraag en ik twijfel niet meer, Slechts blindelings wil ik gelooven In Jezus, mijn Heiland en Heer. [pagina 64] [p. 64] En ik voel, dat de Heer aan mijn zij gaat, En ik zie Zijn vertroostend gezicht, En als Zijne liefde mij bijstaat, Dan wordt ook het duisterste licht. Vorige Volgende