Verzen (onder ps. Una ex Vocibus)(1900)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 60] [p. 60] XXXII. En er werd groote stilte. (Mark. IV:39.) Er woei een groote storm van smart Over mijn levenszee, De baren sloegen over mijn schip, Alzoo, dat het vol werd van wee. En Jezus was mét mij in het schip, Maar nu was het nacht en Hij sliep. Ik wekte Hem op in mijn grooten angst, Ik wekte Hem op en riep: ‘Bekommert het U, o meester, niet, Dat ik verzink, verzink?’ Hij, opgewekt zijnde, bestrafte den wind. Die aanstonds liggen ging. Hij sprak tot de golven: ‘Zwijgt, weest stil!’ De golven legden zich neer, En er werd groote stilte. Ik sprak Vol eerbied: ‘Het is de Heer.’ [pagina 61] [p. 61] Ik sprak: ‘O mijn ziel! waarom zoo bevreesd? Hoe is uw geloof zoo klein? Het is de Heer, wien ook de wind En de zee gehoorzaam zijn.’ Vorige Volgende