Verzen (onder ps. Una ex Vocibus)(1900)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 50] [p. 50] XXVI. Meiliedje. O, die juichende, bloeiende Mei, Heerlijk in stralende jeugd! Al wat mooi is, is voor mij Een blijvende vreugd. Maar het mooi van de lente verblijdt Met pijnlijk groot verblijden, Zoodat ik soms die heerlijkheid Zocht te mijden. Jeugd en schoonheid doen pijn, Pijn zich uitend in zangen, Die jubelen wilden, maar smartelijk zijn Van verlangen. Vorige Volgende