Verzen (onder ps. Una ex Vocibus)(1900)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] XXII. Weerzien. Waarheen ik mijn blikken wende, Begroeten met vriendlijken lach Mij dierbare oude bekenden, Die ik sinds jaren niet zag, Niet sinds dien zomerdag, Dien dag boven alle dagen, Toen mijn voeten mij Naar boven hebben gedragen, Naar deze alpenwei. Met vragende blikken staren De bloemenoogjes mij aan: ‘Hoe is het u al die jaren, O! menschenkind, gegaan? Wat hebt gij gedacht en gedaan?’ ‘Wat ik gedacht heb, mijn bloemen, Waar beter niet gedacht, Ook durf ik mij niet te beroemen, Op 't geen ik heb volbracht.’ Vorige Volgende