Verzen (onder ps. Una ex Vocibus)(1900)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] XXIII. Kinderoogen. Steeds zien uit een kindergezichtje Twee droevige oogen mij aan, Heel stil en geduldig. Ze vragen, Een vraag, die ik niet kan verstaan. Waarom, o kinderoogen! Waarom uit dat bleeke gezicht, Dat bleek en onschuldig gezichtje, Dien blik op mij gericht? Ik kan u geen antwoord geven. Ach zie mij zoo vragend niet aan! Gij wekt in mijn harte een onrust, Een smart, die ik niet kan verstaan. Vorige Volgende