Verzen (onder ps. Una ex Vocibus)(1900)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] XV. Sympathie. Ik klaagde met bleeke wangen, Ik klaagde met bloedend hart, In roerend zoete zangen Den kleinen bloemen mijn smart. De bloempjes schudden hun kopjes Weemoedig heen en weer, Een regen van tranendropjes Viel uit hun kelkjes neer. De blauwe violen hieven Den somberen blik tot mij op, In 't oog der madelieven Trilde een flonkrende drop. De kleine vergeet-mij-nieten Met àl te week gemoed, Lieten hun tranen vlieten Zich badend in dien vloed [pagina 31] [p. 31] En zelfs de lelies, de hooge, Gewoonlijk zoo trotsch en koel, Pinkten uit hun oogen Een traan van medegevoel! Vorige Volgende