Nieuwe verzen(1909)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 87] [p. 87] Bitterheid. Het woord, dat mij met kracht omgordde, En vrede en vreugde gaf, Is alsem voor mijn mond geworden, En voor mijn ziel een straf. De naam, die al mijn onrust stilde... Het fluisterzachte woord, Waarop ik eenmaal pleiten wilde, Staande aan 's Hemels poort - Dien Grooten Naam, zal ik niet noemen, Die grendels open schoof, Vraagt God den grond, waarop ik roeme? ‘Heer, op mijn ongeloof.’ Vorige Volgende