Nieuwe verzen(1909)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] Langs de weiden. Laat mij langs de weiden rijden Op het wiel, Laat mij glijden langs de wegen, Nu de regen, Die sinds dagen nederviel, Opgehouden heeft te stroomen, En de zon is doorgekomen, Stralende tot in mijn ziel. Bei mijn oogen van de dijken Reiken tot den horizont, Waar de wolken henen wijken, Die hun schaduwen doen strijken Langs den grond, Naar de blauwe boomenranden Als van verre droomenlanden, Nevelig bezond. [pagina 67] [p. 67] Tot de haven komt verschijnen Van het kleine Zeegehucht, Waar de dichte schepenmasten Fijne, lichte strepen krasten In de reine lucht, Waar de paarlemoeren vlakte Onder bleeke hemelstrakte Rustig openglanst, En de blanke schitterschijn der Zon een pad schiep naar den einder, Waar het licht al deinend danst. Vorige Volgende