Nieuwe verzen(1909)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] De Lethe. ‘Hoort gij den nachtegaal klagen Zingend in 't lage geboomt?’ Neen, maar het lokkende, trage Lied van den Lethestroom. Klotsend en kabbelend tegen Den oever, het water dat loom, Zacht ruischende doet bewegen Het riet langs den Lethezoom. ‘Maar hoort gij het droomzoete treuren Van 't nachtegalenlied En ruikt gij de rozengeuren En ziet gij den maneschijn niet?’ Ach, zingen de nachtegalen Nog immer het lied uit mijn droom? En glanzen de manestralen Nog steeds in den zilveren stroom? [pagina 26] [p. 26] En geuren nog immer de roode, De vurige rozen zoo zoet? Maar dood zijn mijn droomen: een doode Verlangt van het doode geen groet. Maar geef mij één dronk uit de Lethe, Den stillen vergetelheidsstroom, Opdat ik de geuren vergete, De kleur en den klank van mijn droom. Vorige Volgende