Nieuwe verzen(1909)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] Julinacht. Ik stond bij 't open venster en ik zag De maneschijf, die aan den hemel stond Zoo stil en glanzend, dat het mijn verstand Te boven ging. Ik zag op blauwen grond De wolkjes in het maanlicht henen glijden. Ik zag de witte nevels op de weiden, En op de vijvers voor het huis: ik zag Den vrede glanzen van dat verre land, Waar maanlicht één is met gevoel en klank. Indien de zoete blijheid van dat blanke Mysterielicht tot vrede werd in mij En niet tot onrust, hoe ik zou verklanken Dien Julinacht in liederen zoo blij, Dat ieder, naar mij luisterend, zou trillen Van onrust, bevende van droefenis En onbegrepen heimwee naar het stille, Vredige land, waar geen verlangen is. Vorige Volgende