Iris(1928)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 58] [p. 58] Ciò che m' incontra.... Uit Dante's ‘Vita Nuova’. Al wat mij vreugd, al wat mij droefheid scheen, 't Sterft, als mijn oog, o, schoonste vreugde, u ziet, In uw nabijheid leeft de liefde alleen, Die fluistert: ‘Zoo u 't leven lief is, vlied.’ En, waar ik wankel aan de wanden leen, Toont mijn gelaat mijn staat, mijn kleur verschiet En: ‘Sterf,’ hoor 'k in mijn waanzin zelfs de steen Der wanden roepen, dronken van verdriet. Wel schuldig hij, die mij aldus aanschouwde, Die mij in dezen droeven toestand zag, En mij zijn troost, zijn deernis zou onthouden, Die deernis - door uw wreeden spot verslagen, Waar ze verwekt werd door de smart, die lag In de oogen, die slechts dit: te sterven, vragen. Vorige Volgende