Iris(1928)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Verlatenheid. Als 't kind, bedroefd dat moeder haar verliet, Schreiend de schatten, die haar kort te voren, In de ernst van 't vreugdevolle spel verloren, Zoo dierbaar waren, haat in haar verdriet, Zal dan de moeder, als ze weerkomt, niet Heel even zich bedroeven en verstoren, Als zij het schreien van haar kind zal hooren En 't zoo verlaten en zoo ledig ziet?.... Zou 't God, die nederziet, misschien behagen, Dat ik, die toch zoo licht dit leven tel, En lichtelijk mijn vreugd en smart kan dragen, Toch, wat ik doe, zoo ernstig doe, zoo wèl Mijn heimwee in den arbeid mijner dagen Vergeet en in de vreugd van 't aardsche spel? Vorige Volgende