Iris(1928)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] Godsverlangen. Ciò che m' incontra nella mente more Quando vegno a veder voi, bella gioia. Dante. Zoo mijn gedachten, God, zich tot U keeren, 't Sterft alles, wat mij vreugde of droefheid scheen, In Uw nabijheid leeft de liefde alleen - Leeft naar Uw liefde, God, het groot begeeren. Ik heb, als sneeuw, die voor de zon verdween, Voor U mijn hoop, mijn onrust zien verteren En met de volheid van Uw zoet ontberen Gevuld het ledig in me en voor mij heen. Wanneer ik uit het duister opwaarts zag En tot U riep, zoo zijt Gij niet gekomen, Maar met Uw bijzijn vulde ik mijn droomen En met Uw afzijn vulde ik mijn dag.... En in den teedren spot van Uwen lach Voelde ik, mijn God, mijn glimlach opgenomen. Vorige Volgende