Iris(1928)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] Gethsemané. ‘In jenen letzten der Nächte.’ Jezus, den laatsten der nachten, Ging naar den hof der olijven, Liet zijn discipelen blijven Buiten de duistere gaard; Toen koos Hij drie uit hun midden, Met Hem te waken, te bidden, Maar door het bidden en wachten Werden hunne oogen bezwaard. Kon dan niet één met Hem waken? Eén in die smartelijke uren Met Hem de droefheid verduren Van Zijn verwerping, Zijn smaad? Moest Hij, dien zwartsten der nachten, Eenzaam den kruisdood verwachten, Eenzaam de bitterheid smaken Van den triomf van het kwaad? [pagina 52] [p. 52] 'k Wil bij Uw droefheid verwijlen, In Uwe smarten verzinken, Gij, die den beker moest drinken, Die de verzoening ons bracht, Wie zal de angsten doorgronden Van deze nachtelijke stonden? Wie zal de duisternis peilen Van dezen duistersten nacht? Vorige Volgende