Iris(1928)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Boven de kracht. Wie, door Gods gunst verkoren, Voor Zijn bevelen staat, Ziet doelloos en verloren Al wat hij doet of laat; Zijn dienst wil niet gedoogen Verpoozing van het pogen Naar wat boven vermogen, Boven het kunnen gaat. Verstandigen en sterken, Die doen, wat zij verstaan, Hij ziet ze, tuk op werken, Aan hunnen arbeid gaan; Hij hoort hun drukke praten Op 's levens volle straten, Maar blijft, alleen gelaten, Doelloos en ledig staan. [pagina 8] [p. 8] Zij, die volbrengen willen, Wat niet de kracht vermag, Zij zwoegen en verspillen Hun uren dag aan dag.... Tot ze eens, naar Gods gedachten, Wel hen! het werk volbrachten, Dat boven hunne krachten, Boven hun kunnen lag. Vorige Volgende