Zwijgende liefde (onder ps. Julius)(1860)–Julius Vuylsteke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] XXXVI Als Ikarus, van jongen geestdrift dronken, op wassen vleuglen door de heemlen vloog, en de aerde reeds in nevelen verzonken diep onder hem onzichtbaar lag voor 't oog; naar hooger was alsdan zijn moedig streven, steeds hooger naar zijn doel, naar de eew'ge bron van licht en vuur, naar d'eew'gen haerd van leven, naar d'eew'gen glans en d'eew'gen gloed, de Zon! En onvermoeid omhoog geroeid: de kussen der warme Zon verheeten nog zijn bloed; en weinig voelt hij, half bedwelmd, intusschen hoe zijne vleuglen smelten van den gloed: [pagina 71] [p. 71] tot dat in eens een gil de onmeetlijkheden doorsnijdt, ontzettend, aaklig, ijselijk; en door de lucht een lichaam naar beneden stort, reeds vóor dat het de aerde raakt, een lijk! Zoo neem ik ook een stoute vlugt, in droomen, tot haar, die zonne die mijn ziele kwelt... - en zoo voel ik ook mijn' moed, mijn krachten smelten als ik haar nader ben gekomen. Vorige Volgende