Zwijgende liefde (onder ps. Julius)(1860)–Julius Vuylsteke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] XXXI 'k Benijd het windeken, dat u kust, o Bloem van Liefde, op uwe wangen; 'k benijd den zetel, waarin gij rust, wiens armen uw zachte leest omvangen; 'k benijd het roozeken, dat gij plukt, en dat, al stervend, u ‘zuster’ mag noemen; 'k benijd het gras, dat gij nederdrukt, dat zich door U vertreden mag roemen; 'k benijd het borduursel, dat voor u staat, waarin uwe handjens wel willen steken; - ja, zalig schijnt mij wat gij slaat, en zalig wat gij wel wilt breken. Vorige Volgende