Zwijgende liefde (onder ps. Julius)(1860)–Julius Vuylsteke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] XXVIII Een' kus dier lippen te veroveren, al lage erop 't venijn der slangen; een liefdeblik van 't oog te vangen, al moest die blik de ziel betooveren; die lokken kammen met mijn handen, al moesten zij als geesels knellen; die borst een stond te voelen zwellen, al moest er 't rustend hoofd bij branden; al dreigden al de helsche plagen, al hoorde ik mij ter helle doemen, - nog zoude ik dát een' hemel noemen, en 'k zoude naar geen' hemel vragen! Vorige Volgende