Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 96] [p. 96] Op 't water Wat murmlen de golfjes? wat fluistert de wind? Bemint! Komt spoedig, meisjes! de wind is goed! Op 't water, spoedig, gezellen! De boot ontplooit haar blanke wiek, gereed om heen te snellen. En wiegende zweeft ze op 't glinstrend nat, gelukkig een' last te voelen, waar zooveel jeugd en zooveel vreugd te zamen juichen en joelen. Wat murmlen de golfjes? wat fluistert de wind? Bemint! De stroom heeft meen'ge gevaarlijke plek, waarop de boot kan stranden; aan 't roer zit er een gansch schuchter; doch een Geest bestuurt zijn handen: een Geest, een Engel, die daar zit vóór hem op het houten bankje, en lachend zegt, nu ‘rechts’, dan ‘links’, - en hij, hij zegt slechte ‘dank je!...’ Wat murmlen de golfjes? wat fluistert de wind? Bemint! [pagina 97] [p. 97] Met deze hulp en goeden raad, vermijdt hij de gevaren, en 't bootje, vrij van ongeval, doorglijdt de wieglende baren. Ach! ware mij ook, - zoo zucht hij in eens, - voor 't ranke bootje van 't leven, de goede raad en de liefdrijke hulp van zulk eenen Engel gegeven! Wat murmlen de golfjes? wat fluistert de wind? Bemint! De makkers schertsen en juichen luid, de lachen der schoonen schallen; maar zorgvol waken de twee aan 't roer, stilzwijgend, voor 't heil van allen! En ziet hoe beider handen nu te zamen aan 't roer zich klemmen. O murmlende golfjes, o fluistrende wind, die twee begrepen uw stemmen! Wat murmlen de golfjes? wat fluistert de wind? Bemint! Vorige Volgende