Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] Wetenschap Wetenschap! licht zonder warmte! onverkwikkend! onverblijdend! Gloort steeds heller uwe toortse, in het hoofd werpt gij de koortse, 't harte maakt gij koud en lijdend. Ach! waarom moet elke stap dien het brein vooruitholt, op 't harte botsen als een schop, koude Wetenschap? O, 'k wil mij gaan koestren aan mildere stralen, mij baden in de eeuwige bronne die kracht giet en vreugde over bergen en dalen, de stralen dor godlijke zonne! Wetenschap! maagd zonder liefde! eigenzuchtig, nijdig, grillig! Die u liefheeft, plaagt en tergt gij: al zijn levenskrachten vergt gij, - en uw kussen zijn zoo killig. Ach! uw ooft is zonder sap, zonder geur uw bloesem; ach! stroef en spottend is uw lach, trotsche Wetenschap! [pagina 52] [p. 52] O, 'k wil mij verkwikken aan betere kussen waar 'k wellust en laving in vinde, aan kussen die tevens verbranden en blusschen, de kussen der zoete beminde! Wetenschap! o wrange bronne! gal en edik saamgebonden! Reikt de jeugd haar lippen smachtend, gij, dien eedlen dorst verachtend, edik giet gij in haar monden. Drinkt ook een met vollen nap moedig voort, de teug blijft zuur, maakt nooit dronken, schenkt geen vuur, bittre Wetenschap! O, laat mij aan smaaklijker vochten mij lesschen, die 't hart en de hersens doen gloeien. Kom, 't schuimende bier, dat het stroome uit de flesschen! de paarlende wijn, laat hem vloeien! Vorige Volgende